ECLI:NL:OGAACMB:2016:13

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
Gaza nr. 1508 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van extra periodieken voor het behalen van een bacheloropleiding in Arubaans recht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een klager, die in beroep ging tegen de afwijzing van zijn verzoek om extra periodieken. Klager, werkzaam als ambtenaar, had op 1 april 2015 een verzoek ingediend voor de toekenning van twee extra periodieken in verband met het behalen van zijn bachelordiploma Arubaans recht. De minister van Justitie, als verweerder, had dit verzoek afgewezen, met als argument dat klager al was ingeschaald op een niveau dat hoger is dan dat van een afgestudeerde HBO'er en dat extra periodieken alleen worden toegekend bij het behalen van een voor de dienst belangrijk vakdiploma.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de formele termijn was gebeurd. Klager had aangevoerd dat hij de beschikking pas op 10 juli 2015 had ontvangen, wat door de verweerder niet was betwist. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar.

De rechter heeft vervolgens de argumenten van de verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat het beleid van de overheid gericht is op het stimuleren van ambtenaren om opleidingen te volgen, ongeacht of dit leidt tot een bevordering. Het gerecht oordeelde dat de afwijzing van de extra periodieken niet gerechtvaardigd was, aangezien het behalen van het bachelordiploma Arubaans recht een wettelijk erkend diploma is en in het belang van de dienst waar klager werkzaam is. De rechter heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen.

Uitspraak

Uitspraak van 15 februari 2016
Gaza nr. 1508 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[ Klager ],
wonende te Aruba,
KLAGER,
procederende in persoon,
tegen:
de minister van Justitie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 april 2015 heeft verweerder afwijzend beslist op klagers verzoek om toekenning van twee extra periodieke verhogingen van bezoldiging in verband met het met goed gevolg afleggen van het bachelorexamen Arubaans recht.
Tegen deze beschikking heeft klager op 13 juli 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is op 9 november 2015 behandeld ter zitting, waar klager is verschenen in persoon en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 10 juli 2015 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar wel is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
2.3
Klager is sedert 1 december 2005 als ambtenaar in overheidsdienst. Vanaf 1 december 2011 bekleedt hij de rang van hoofdcommies (schaal 10). Met ingang van 1 januari 2012 is hij werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ), aanvankelijk als medewerker vergunningen en vanaf 1 juni 2014 als procesvertegenwoordiger. Op 8 november 2013 heeft hij met goed gevolg het bachelorexamen Arubaans recht afgelegd. Op 12 november 2013 heeft hij aan verweerder verzocht om in verband daarmee hem twee extra periodieken toe te kennen.
2.4
Op grond van gepubliceerd beleid worden – als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan – aan een ambtenaar twee extra periodieken toegekend indien deze een voor de dienst belangrijk vakdiploma behaalt. Blijkens de daarop gegeven toelichting is de doelstelling van dit beleid om ambtenaren te stimuleren om een studie te volgen, ook indien dit niet tot een bevordering leidt. Dit betekent dat als aan het behalen van een dergelijk relevant vakdiploma direct of indirect een bevordering is gekoppeld er geen toekenning van extra periodieken plaatsvindt. Dit laatste lijdt uitzondering indien aan het behalen van het diploma wel een bevordering is gekoppeld, maar de betrokken ambtenaar daar geen financieel voordeel van ondervindt omdat hij reeds in de desbetreffende schaal is ingeschaald.
Van een voor de dienst belangrijk vakdiploma in de zin van dit beleid is sprake indien het behalen ervan in het belang van de dienst is waar de betrokkene werkzaam is, en het een wettelijk erkend diploma betreft.
2.5
Klager stelt dat hij met het behalen van het bachelordiploma Arubaans recht voldoet aan de in het hiervoor weergegeven beleid gestelde voorwaarden, zodat verweerder de toekenning van twee extra periodieken niet kan weigeren.
2.6
Aan de afwijzende bestreden beschikking heeft verweerder als motivering ten grondslag gelegd dat de door klager afgeronde opleiding een opleiding op HBO-niveau is, terwijl klager reeds is ingeschaald op het niveau van schaal 10, een schaal die hoger is dan de inschaling van een afgestudeerde HBO’er. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat klager bij het afronden van de volledige studie Arubaans recht (dat wil zeggen bij het behalen van het masterdiploma) in aanmerking kan komen voor twee extra periodieken en het in strijd is met de strekking van het beleid om een ambtenaar twee keer voor het afronden van dezelfde opleiding te belonen.
2.7
Klager betoogt terecht dat de omstandigheid dat hij reeds is ingeschaald in schaal 10 in het licht van het hiervoor weergegeven beleid geen reden is om af te zien van de door hem gewenste toekenning van extra periodieken. Onbetwist is immers dat klagers inschaling in schaal 10 geen enkel verband houdt met het behalen van het bachelordiploma. Nu het oogmerk van het beleid juist is om ambtenaren te stimuleren om een studie te volgen, ook indien dit niet tot een bevordering leidt, kan in de inschaling van klager geen argument gevonden worden om zijn verzoek af te wijzen.
2.8
Klagers bestrijdt voorts met succes de juistheid van de kennelijk aan de bestreden beschikking ten grondslag liggende opvatting van verweerder dat klager pas na het behalen van het masterdiploma in aanmerking kan komen voor toekenning van extra periodieken. Verweerder gaat er daarbij blijkbaar van uit dat aan de bacheloropleiding Arubaans recht geen zelfstandige betekenis toekomt en de juridische opleiding aan de Universiteit van Aruba pas als afgerond kan worden beschouwd na het behalen van de mastergraad. Uit de door klager overgelegde informatie afkomstig van de Universiteit van Aruba met betrekking tot de driejarige bacheloropleiding Arubaans recht blijkt evenwel in voldoende mate dat ook het behalen van enkel de bachelorgraad toegang geeft tot werk in verschillende juridische functies, met uitzondering van de zogenaamde togaberoepen. Naar het oordeel van het gerecht kan dan ook niet gezegd worden dat met het behalen van bachelordiploma geen zelfstandige studie is afgesloten. Voor zover verweerder het, gelet op de samenhang tussen de bachelor- en de masteropleiding, onwenselijk acht dat klager na het behalen van het masterdiploma wederom aanspraak kan maken op toekenning van twee periodieken, overweegt het gerecht dat, voor zover alsdan al sprake zou zijn van dubbele beloning, dat hooguit aanleiding zou kunnen geven om klager bij het behalen van het masterdiploma niet voor de tweede maal voor toekenning van extra periodieken in aanmerking te laten komen, maar niet om hem de toekenning van die periodieken bij het behalen van het bachelordiploma te onthouden.
2.9
Nu niet is betwist dat het bachelordiploma een wettelijk erkend diploma is en de opleiding Arubaans recht in het belang is van de dienst waar klager werkzaam is, kan klager op grond van het hiervoor genoemde beleid aanspraak maken op de door hem aangevraagde toekenning van extra periodieken. Verweerder heeft dit miskend, zodat het bezwaar van klager gegrond is en de bestreden beschikking moet worden vernietigd.
2.1
Verweerder zal binnen drie maanden een nieuwe beslissing moeten nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.11
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

3.BESLISSING:

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het bezwaar gegrond;
 vernietigt de bestreden beschikking van verweerder van 1 april 2015;
 bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op klagers verzoek met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).