ECLI:NL:OGAACMB:2016:12
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ontslag wegens ernstig plichtsverzuim van een ambtenaar in het onderwijs
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 februari 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die tegen haar ontslag in beroep was gegaan. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M.E. Mohamed, had bezwaar gemaakt tegen de disciplinaire straf van ontslag die haar was opgelegd door de minister van Onderwijs en Gezin. De minister had het ontslag gebaseerd op ernstig plichtsverzuim, nadat klaagster was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 416 dagen wegens medeplegen van witwassen. Klaagster betwistte dat haar strafrechtelijke veroordeling gevolgen had voor haar functioneren als leerkracht en stelde dat er geen sprake was van verlies van imago of integriteit van het onderwijs.
Het gerecht oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat klaagster zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. De rechter benadrukte dat, hoewel de feiten waarvoor klaagster was veroordeeld geen direct verband hielden met haar werkzaamheden als leerkracht, het handelen van klaagster het aanzien van haar ambt en het imago van het onderwijs ernstig had geschaad. De rechter concludeerde dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was in verhouding tot het gepleegde plichtsverzuim. Klaagster had bovendien de gelegenheid gehad om zich te verantwoorden voor haar gedrag, wat haar bezwaar ongegrond maakte.
De uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan de integriteit van ambtenaren in het onderwijs worden gesteld, vooral in het licht van strafbare feiten die verband houden met de handel in verdovende middelen. Het gerecht verklaarde het bezwaar van klaagster ongegrond en bevestigde de disciplinaire maatregel van ontslag.