ECLI:NL:OGAACMB:2015:6

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 mei 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 2071 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst en bezwaar tegen bestreden beschikking

In deze ambtenarenzaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die in beroep ging tegen de beschikking van de Gouverneur van Aruba. Klager was per 1 juli 2014 benoemd als ambtenaar in vaste dienst, maar maakte bezwaar omdat hij meende dat hij recht had op benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst, zoals eerder was besloten door de ministerraad. Klager stelde dat deze beslissing in strijd was met het vertrouwensbeginsel en andere rechtsbeginselen, omdat hij gedurende zijn dienstverband geen pensioen had kunnen opbouwen.

Het Gerecht oordeelde dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit achttien dagen na de uiterste datum was, omdat hij de beschikking pas op 30 juli 2014 had ontvangen. Het Gerecht erkende dat de benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst niet langer mogelijk was door de privatisering van het pensioenfonds, wat leidde tot de intrekking van de relevante pensioenverordening.

De rechter concludeerde dat de bestreden beschikking geen beslissing bevatte over het doen van een verzoek tot inkoop van pensioen, en dat de gronden van klager voor vernietiging van de beschikking niet konden slagen. Daarom werd het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan op 25 mei 2015 door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 25 mei 2015
GAZA nr. 2071 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Nederland,
KLAGER,
procederende in persoon,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: O.J. Senchi (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 20 juni 2014 is klager met ingang van 1 juli 2014 als ambtenaar in vaste dienst benoemd en is zijn bezoldiging vastgesteld op schaal 8, dienstjaar 7.
Tegen deze beschikking heeft klager op 7 augustus 2014 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 22 december 2014 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 12 januari 2015, alwaar klager is verschenen in persoon; verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
2.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift achttien dagen na de in artikel 41, eerste lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Klager heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 30 juli 2014 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
2.3
Bij landsbesluit van 25 juni 1993 is klager met ingang van 17 september 1992 benoemd als ambtenaar in tijdelijke dienst. Klager is werkzaam bij het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister in Nederland.
2.4
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij hij in vaste dienst is benoemd met ingang van 1 juli 2014. Klager stelt dat door de ministerraad reeds op 15 december 1995 is ingestemd met zijn benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst. Door in strijd met deze beslissing zijn benoeming in vaste dienst pas op 1 juli 2014 in te laten gaan, is hem ten onrechte de mogelijkheid ontzegd om gedurende een dienstverband van ruim twintig jaar enig pensioen op te bouwen. Naar de mening van klager heeft verweerder, door aldus te beslissen, in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het verbod op willekeur, het gelijkheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
2.5
Ingevolge artikel 1 van de Pensioenverordening landsdienaren wordt aan de Arubaanse burgerlijke landsdienaren en aan de met deze gelijk gestelde ambtenaren, alsmede aan hun weduwen, weduwnaars en wezen, overeenkomstig de bepalingen van die landsverordening, pensioen verleend.
2.6
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschiedt aanstelling als ambtenaar in vaste of in tijdelijke dienst.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel worden de in vaste dienst aan te stellen personen tevens als ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening landsdienaren benoemd, tenzij zij niet voldoen aan de in gemelde pensioenverordening voor een zodanige benoeming gestelde eisen.
2.7
Als gevolg van de (gefaseerde) inwerkingtreding van de Landsverordening privatisering APFA is met ingang van 1 mei 2005 artikel 5, zesde lid, van de Lma vervallen en is met ingang van 1 januari 2011 de Pensioenverordening landsdienaren ingetrokken. Hierdoor was ten tijde van het nemen van het bestreden landsbesluit benoeming ‘in vaste pensioengerechtigde dienst’ juridisch (ook niet met terugwerkende kracht) niet langer mogelijk. Voor zover klager heeft willen betogen dat het bestreden landsbesluit ten onrechte niet in een dergelijke benoeming voorziet, faalt dat betoog derhalve. Zijn stelling dat verweerder nalatig is geweest om hem in vaste pensioengerechtigde dienst te benoemen toen dat nog wel mogelijk was, wat daarvan ook zij, maakt dit niet anders.
2.8
Aan klagers wens om zijn langdurige ambtelijke dienstverband alsnog (volledig) in aanmerking te (doen) nemen bij bepaling van de omvang van zijn aanspraak op ambtenarenpensioen kan onder de vigeur van het huidige, geprivatiseerde pensioenstelsel voor ambtenaren nog slechts worden tegemoetgekomen door middel van inkoop van pensioen. Die inkoop kan onder meer geschieden op schriftelijk verzoek van een werkgever, ten gunste van een deelnemer. Het bestreden landsbesluit behelst naar het oordeel van het gerecht evenwel geen beslissing omtrent het doen van een dergelijk verzoek aan het APFA. De vraag of aan klager al dan niet ten onrechte te mogelijkheid is onthouden tot een dergelijke inkoop over te gaan staat derhalve thans niet ter beoordeling van het gerecht.
2.9
Nu geen van de door klager aangedragen gronden van zijn bezwaar tot vernietiging van de bestreden beschikking kunnen leiden, is het bezwaar ongegrond.
2.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 25 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).