ECLI:NL:OGAACMB:2015:39

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 november 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 295 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen wijziging van taken binnen de afdeling Pensioenen van de Sociale Verzekeringsbank

In deze ambtenarenzaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van zijn leidinggevende, waarin werd aangekondigd dat er een verschuiving van taken zou plaatsvinden binnen de afdeling Pensioenen. Klager stelt dat deze wijziging leidt tot een uitholling van zijn functie, omdat hij voornamelijk met adrescontroles belast zou worden en nauwelijks nog andere werkzaamheden zou verrichten. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Vervolgens heeft het gerecht de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar uitgevoerd. Het gerecht heeft geconstateerd dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat klager nog steeds een aantal taken heeft te vervullen en dat de wijziging van het takenpakket op redelijke gronden berust. De stelling van klager dat hij nauwelijks nog werkzaamheden van betekenis heeft, werd door verweerder weerlegd met een overzicht van de geregistreerde werkzaamheden. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een uitholling van klagers functie en dat de bestreden beschikking de rechterlijke toets kan doorstaan. Het bezwaar is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 9 november 2015.

Uitspraak

Uitspraak van 9 november 2015
GAZA nr. 295 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[ xxxx ],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier,
gericht tegen:
de directeur van de Sociale Verzekeringsbank,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

Bij intern emailbericht van 15 januari 2015 heeft klagers leidinggevende aan klager en diens collega’s mededeling gedaan dat met ingang van maandag (19 januari 2015) een verschuiving van taken binnen de afdeling Pensioenen zal plaatsvinden, onder meer inhoudende dat klager met de adrescontrole belast zal zijn.
Naar aanleiding van dit emailbericht heeft klager op 17 februari 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 augustus 2015, waar klager is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Swaen, voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld tot het nemen van nadere akten, van welke gelegenheid klager op 14 september 2015 en verweerder op 28 september 2015 gebruik hebben gemaakt. Uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid van het bezwaar

2.1
De in het emailbericht van 15 januari 2015 vervatte mededeling brengt verandering in de aard en omvang van de uit zijn ambt voor klager voortvloeiende verplichtingen. Het emailbericht is daarmee een beschikking waartegen het rechtsmiddel van bezwaar openstaat op grond van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La).
2.2
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de La zijn, tenzij het tegendeel blijkt, in een termijn niet begrepen de dag waarop een feit plaats gehad heeft of een beslissing, handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is, en de dag waarop de desbetreffende handeling ingevolge deze landsverordening moet worden verricht.
Valt de laatste dag van een termijn op:
 een zondag;
 de nieuwjaarsdag;
 de datum, vallende na de gehouden Carnavalsoptocht;
 de Goede Vrijdag;
 de Christelijke tweede Paasdag;
 de Hemelvaartsdag;
 de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd;
 de dag waarop de dag van de arbeid (1 mei) officieel wordt gevierd;
 de eerste of de tweede Kerstdag;
 de datum 18 maart,
dan wordt die termijn verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag, aldus het tweede lid van dit artikel.
2.3
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
2.4
Ingevolge artikel 1 van de Algemene termijnenverordening wordt een in een landsverordening gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
2.5
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Algemene termijnenverordening zijn algemeen erkende feestdagen in de zin van deze landsverordening:
de Nieuwjaarsdag;
de Dia di Hymno y Bandera (18 maart) of de dag waarop de Dia di Hymno y Bandera officieel wordt gevierd;
de Goede Vrijdag;
e Christelijke tweede Paasdag;
de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd;
de dag van de arbeid (1 mei) of de dag waarop de dag van de arbeid
officieel wordt gevierd;
de Hemelvaartsdag;
de beide kerstdagen, en
andere, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als zodanig
aangewezen dagen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt voor de toepassing van deze landsverordening de dag na de gehouden Carnavalsoptocht met de in het eerste lid genoemde dagen gelijkgesteld.
2.6
Uit de bewoordingen van artikel 5, eerste en tweede lid, van de La vloeit voort dat de termijn voor indiening van een bezwaarschrift tegen de beschikking van 15 januari 2015 een aanvang heeft genomen op vrijdag 16 januari 2015 en is geëindigd op zaterdag 14 februari 2015. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de La wordt, anders dan op grond van de Algemene termijnenverordening, een op een zaterdag eindigende termijn immers niet verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag. Met de indiening van het bezwaarschrift op dinsdag 17 februari 2015 zou klager derhalve de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn hebben overschreden.
In het licht van de uit de Algemene termijnenverordening blijkende huidige maatschappelijke opvattingen kan de zaterdag naar het oordeel van het gerecht evenwel niet langer als een ‘werkdag’ in de zin de van artikel 5, tweede lid, van de – uit 1951 daterende – La worden gezien. Een redelijke wetstoepassing brengt daarom mee dat ook een op zaterdag eindigende bezwaartermijn wordt verlengd tot de eerstvolgende dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of andere in artikel 5, tweede lid, van de La genoemde dag. In aanmerking genomen dat maandag 16 februari 2015 de dag na die van de Carnavalsoptocht was, liep voor klager de bezwaartermijn tot en met dinsdag 17 februari 2015. Het bezwaarschrift, voor zover gericht tegen de beschikking van 15 januari 2015, is derhalve tijdig ingediend.
2.7
In het bezwaarschrift heeft klager voorts gesteld dat het mede is gericht tegen de weigering die verweerder op 13 februari 2015 geacht moet worden te hebben uitgesproken om hem weer met zijn vorige werkzaamheden te belasten. Het gerecht vermag niet in te zien in hoeverre klager enig belang heeft bij een afzonderlijke beoordeling van die gestelde fictieve weigering, naast die van de bestreden beschikking van 15 januari 2015. Nu het bezwaar tegen die beschikking, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, ontvankelijk is en zal leiden tot een inhoudelijke beoordeling daarvan, moet een afzonderlijke toetsing van de fictieve weigering – zo een dergelijke weigering al tot stand is gekomen – zinledig worden geacht. Het bezwaar is in zoverre derhalve, wegens het ontbreken van procesbelang, niet-ontvankelijk.
De inhoudelijke beoordeling van het bezwaar
2.8
Het gerecht neemt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aan dat de bestreden beschikking door klagers leidinggevende is genomen namens verweerder.
2.9
Klager is sedert 1997 als ambtenaar werkzaam bij de afdeling Pensioenen van de Sociale Verzekeringsbank in de functie van beoordelaar pensioenen.
2.1
Klager stelt zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat verweerder hem met de bestreden beschikking ten onrechte een zodanig groot deel van zijn taken heeft ontnomen, dat sprake is van uitholling van zijn functie. Hij heeft in dit verband gesteld dat hij nauwelijks nog werkzaamheden van betekenis heeft te verrichten en aldus gedoemd is nagenoeg de gehele werkdag duimen te draaien. Klager stelt hierdoor geen bevrediging meer in zijn werk te ondervinden en daar geestelijk onder te lijden.
2.11
Verweerder heeft aan de hand van een overzicht van de geregistreerde werkzaamheden van klager in de periode van januari 2015 tot en met augustus 2015 betoogd dat klager nog een zodanig aantal taken heeft te vervullen, dat van een uitholling van zijn functie geen sprake is. De bij de bestreden beschikking gerealiseerde wijziging van het takenpakket van klager berust voorts op redelijke gronden, voornamelijk verband houdende met het gebleken onvermogen van klager zich bepaalde werkprocessen voldoende eigen te maken, aldus verweerder.
2.12
Het gerecht stelt voorop dat verweerder bij de toedeling van de werkzaamheden aan het bij de Sociale Verzekeringsbank werkzame ambtelijke personeel een grote mate van vrijheid toekomt. De wijze waarop hij van zijn bevoegdheid ter zake gebruik maakt, kan door het gerecht slechts met terughoudendheid worden getoetst. De bevoegdheid van verweerder wordt, behalve door de beginselen van behoorlijk bestuur, echter tevens begrensd door de inhoud van de functie waarin de betrokken ambtenaar is aangesteld. Anders dan met het oog op het tijdelijk verrichten van andere werkzaamheden met toepassing van artikel 52 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht – waarvan in casu kennelijk geen sprake is – mag een wijziging in de werkzaamheden van de ambtenaar er niet toe leiden dat hij niet meer belast is met de essentialia van zijn functie, met andere woorden dat zijn functie wordt uitgehold. Als dat wel het geval is, dient aanstelling door het bevoegd gezag in een andere functie te volgen.
2.13
Gelet op het door verweerder overgelegde overzicht klagers werkzaamheden en de daarop gegeven nadere toelichting, afgezet tegen de eveneens overgelegde omschrijving van de functie beoordelaar pensioenen, acht het gerecht onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een uitholling van klagers functie. Klagers stelling dat zijn enige werkzaamheden nog bestaan uit het verrichten van adrescontroles, is door verweerder met voormeld overzicht op afdoende wijze weerlegd. Ook uit de bewoordingen van de bestreden beschikking kan niet worden afgeleid dat hij niet langer is belast met andere werkzaamheden dan adrescontroles. De omstandigheid dat klager in zijn beleving een groot gedeelte van zijn werkdagen duimen zit te draaien, is ontoereikend om een andere conclusie te trekken. Daarbij is in aanmerking genomen dat verweerder onvoldoende gemotiveerd weersproken heeft gesteld dat het feit dat klager blijkens het overzicht in bepaalde perioden slechts een geringe hoeveelheid werkzaamheden heeft verricht, in hoofdzaak te wijten is aan het werkaanbod en niet zozeer verband houdt met de wijziging in zijn taken.
Ook overigens bestaat geen grond voor het oordeel dat de bestreden beschikking de aan te leggen terughoudende rechterlijke toets niet kan doorstaan. Het gerecht neemt daarbij in aanmerking dat van verweerder niet kan worden gevergd zijn keuze om de werkzaamheden binnen de Sociale Verzekeringsbank op een bepaalde manier over het personeel te verdelen uitvoerig te motiveren. Verweerder heeft bij zijn besluitvorming voorts belang mogen toekennen aan de omstandigheid dat aan klager binnen afzienbare tijd ontslag zal worden verleend wegens het bereiken van de pensioenleeftijd. Die omstandigheid maakt dat verweerder minder gewicht behoefde te hechten aan klagers wens om zijn werkzaamheden op de oude voet voort te zetten.
2.14
Nu geen van de door klager aangevoerde gronden van zijn bezwaar slaagt, is het bezwaar ongegrond.
2.15
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen de (fictieve) weigering van verweerder om klager weer met zijn vorige werkzaamheden te belasten
verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 9 november 2015, in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).