Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan op het verzoek van A., een ambtenaar, die tegen zijn disciplinaire ontslag in beroep was gegaan. Het ontslag was opgelegd door de Gouverneur van Aruba op basis van artikel 83 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), vanwege ernstig plichtsverzuim. A. had zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een geboeide gevangene tijdens zijn werkzaamheden als gevangenbewaarder in het Korrektie Instituut Aruba. A. heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag en verzocht om een voorziening bij voorraad, zodat zijn ambtelijke bezoldiging doorbetaald zou worden totdat de beslissing onherroepelijk was.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 28 september 2015, heeft A. betoogd dat de disciplinaire maatregel van ontslag een te zware reactie was op zijn handelen, dat voortkwam uit frustratie door de onveilige werkomstandigheden. Hij stelde ook dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat andere collega’s die zich ook schuldig hadden gemaakt aan mishandeling niet waren bestraft. Het gerecht oordeelde echter dat er geen onevenredigheid bestond tussen de opgelegde straf en de gepleegde overtreding. A. had zijn verantwoordelijkheden als gevangenbewaarder verzaakt, wat een onvoorwaardelijk ontslag rechtvaardigde.
Het gerecht concludeerde dat het verzoek om een voorziening bij voorraad moest worden afgewezen, omdat het bezwaar van A. in de bodemprocedure waarschijnlijk ongegrond zou worden verklaard. De beslissing van de Gouverneur om het ontslag onmiddellijk ten uitvoer te leggen, werd als redelijk beschouwd, ondanks het feit dat het strafvonnis nog niet onherroepelijk was. De rechter heeft het verzoek van A. afgewezen, waarmee de disciplinaire maatregel in stand bleef.