ECLI:NL:OGAACMB:2015:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 augustus 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 604 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ingangsdatum bevordering en functiewaardering in ambtenarenzaak

In deze ambtenarenzaak heeft klager bezwaar aangetekend tegen de ingangsdatum van zijn bevordering naar de rang van administrateur (schaal 13), die volgens hem per 1 juni 2008 had moeten ingaan in plaats van 1 mei 2013. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.O. Lopez, heeft zijn bezwaar ingediend na een Landsbesluit van 18 februari 2015, waarin zijn bevordering werd vastgesteld. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, heeft op 26 mei 2015 een contramemorie ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juni 2015.

Het gerecht heeft overwogen dat de grenzen van het geding worden bepaald door de inhoud van de bestreden beslissing. Klager had verzocht om bevordering met terugwerkende kracht naar 1 april 2012, maar het gerecht oordeelt dat de bestreden beslissing enkel betrekking heeft op de bevordering per 1 mei 2013. Het gerecht benadrukt dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van de verweerder, die terughoudend kan worden getoetst.

De rechter heeft vastgesteld dat de functie van hoofd financiën, die klager bekleedt, pas op 25 april 2013 is geherwaardeerd naar schaal 13. Dit betekent dat klager pas vanaf die datum aan de vereisten voor bevordering voldoet. Het gerecht concludeert dat de beslissing van de verweerder om klager met ingang van 1 mei 2013 te bevorderen, op goede gronden is genomen. Het bezwaar van klager wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 31 augustus 2015
GAZA nr. 604 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[naam klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 18 februari 2015 (hierna: de bestreden beslissing) is klager met ingang van 1 mei 2013 bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13).
Hiertegen is klager in bezwaar gekomen door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 20 maart 2015.
Verweerder heeft op 26 mei 2015 een contramemorie ingediend.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 15 juni 2015, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van zijn bevordering naar de rang van administrateur (schaal 13) en meent dat hij per 1 juni 2008 naar de rang van administrateur bevorderd dient te worden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft klager aangevoerd dat de functie van Hoofd Afdeling Financiën sinds het jaar 2000 ongewijzigd is gebleven, zodat het volstrekt onjuist is dat deze functie pas met ingang van 1 mei 2013 op het niveau van schaal 13 is gewaardeerd.
2.2
Het gerecht stelt voorop dat de grenzen van het onderhavige geding worden bepaald door de inhoud van de bestreden beslissing, voor zover daartegen bij het bezwaarschrift is opgekomen. Nu de bestreden beslissing is genomen naar aanleiding van het verzoek van klager van 20 augustus 2013 om met ingang van 1 april 2012 te worden bevorderd naar schaal 13, kan niet worden aangenomen dat in die beslissing mede ligt besloten een afwijzing om klager met ingang van 1 juni 2008 te bevorderen. Het daarop gerichte deel van het bezwaar gaat dan ook dit geding te buiten, zodat het in zoverre reeds om die reden ongegrond is.
2.3
Ter beoordeling ligt dan ook voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klager met ingang van 1 mei 2013, in plaats van met ingang van 1 april 2012 zoals door klager verzocht, te bevorderen naar schaal 13. Bij de beantwoording van deze vraag stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst.
2.4
Ingevolge artikel 13, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. Ingevolge artikel 4, lid 2 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht. Ingevolge de aanstellings- en bevorderingseisen is voor een bevordering naar de rang van administrateur (schaal 13) vereist, dat de functie een waardering op het niveau van administrateur rechtvaardigt en dat de betrokkene reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van referendaris moet hebben volbracht.
2.5
Klager is laatstelijk met ingang van 1 juni 2002 bevorderd naar de rang van referendaris, zodat hij voldoet aan de anciënniteitseis.
2.6
Wat betreft de eis van functiewaardering overweegt het gerecht het volgende. Vast staat dat de functie van hoofd financiën aan de hand van een op 17 februari 2009 opgemaakt en door klager ondertekend functie-inventarisatieformulier is gewaardeerd op maximaal schaal 12. Voorts is niet in geschil dat in maart 2012 bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb) een proces is gestart om alle functies te beschrijven en te herwaarderen. Door verweerder is onweersproken gesteld dat de beschrijvingen en herwaarderingen van de functies bij de Svb, waaronder die van hoofd financiën, op 25 april 2013 door de directeur Svb zijn goedgekeurd en dat de functie van hoofd financiën thans maximaal op schaal 13 is gewaardeerd. Zoals het gerecht reeds eerder heeft geoordeeld, kan het, met het oog op de eisen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid niet onredelijk worden geacht dat verweerder pas met ingang van de datum van de formalisering van de nieuwe functiewaardering, wenst over te gaan tot dienovereenkomstige benoemingen en bevorderingen. Daaraan kan niet afdoen de omstandigheid dat de functie van klager thans hoger wordt gewaardeerd dan voorheen. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de vroegere waardering onjuist was. Bij de vaststelling van een functiebeschrijving komt het bevoegde gezag immers de nodige beoordelingsvrijheid toe, terwijl ook de waardering van werkzaamheden na verloop van tijd kan veranderen. Nu de functie van hoofd financiën, die door klager wordt bekleed, op 25 april 2013 is geherwaardeerd op schaal 13, voldoet klager pas vanaf die datum aan alle vereisten om te worden bevorderd.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder op goede gronden heeft besloten klager met ingang van 1 mei 2013 te bevorderen naar schaal 13. Het bezwaar van klager zal gelet hierop ongegrond worden verklaard.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 31 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).