ECLI:NL:OGAACMB:2015:15
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtspositie van een brandweerambtenaar in het kader van het Landsbesluit rechtspositie Brandweer
In deze ambtenarenzaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 17 augustus 2015 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een brandweerambtenaar, tegen een beschikking van de Gouverneur van Aruba. De klager was met ingang van 1 januari 2012 benoemd in de functie van chef voorbereiding bij de Dienst Brandweer en kreeg de rang van bevelvoerder 1ste klasse. Bij deze beschikking werd ook besloten om de waarnemingstoelage die klager sinds 1 april 2011 ontving, met terugwerkende kracht in te trekken en terug te vorderen. Klager maakte bezwaar tegen deze beschikking, omdat hij meende dat hij op basis van zijn werkervaring en beoordelingen in de rang van officier met de bijbehorende bezoldiging B07 geplaatst diende te worden.
Het gerecht overwoog dat de bestreden beschikking enkel beoogde om klagers functie, rang en bezoldiging in te passen in het nieuwe rangenstelsel dat voortvloeit uit het Landsbesluit rechtspositie Brandweer (LRB). Dit landsbesluit, dat op 14 september 2013 in werking trad, voorziet in een nieuw rangenstelsel en wijziging van de bezoldigingsregeling. Klager had op de datum van inwerkingtreding de rang van brandmeester 1ste klasse en diende derhalve de rang van bevelvoerder 1ste klasse te krijgen, zoals bepaald in artikel 18 van het LRB.
Het gerecht oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de beschikking, aangezien de beslissing van de Gouverneur in overeenstemming was met de bepalingen van het LRB. Ook de klacht van klager over de terugvordering van de waarnemingstoelage werd ongegrond verklaard, omdat deze terugvordering slechts een verrekening betrof van de waarnemingstoelage met de bezoldiging die klager onder het nieuwe stelsel ontving. De rechter verklaarde het bezwaar van klager ongegrond en er was geen grond voor een proceskostenveroordeling.