ECLI:NL:OGAACMB:2015:12

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 3191 van 2012
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering van besluitvorming in ambtenarenzaak met betrekking tot bezoldiging

In deze ambtenarenzaak heeft klaagster, wonende te Aruba, op 21 oktober 2011 een verzoek ingediend bij de minister van Financiën en Overheidsorganisatie om twee extra periodieke verhogingen van haar bezoldiging toe te kennen. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van het afronden van het eerste gedeelte van de opleiding voor de benoembaarheid tot hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen. Aangezien er geen beslissing op het verzoek volgde, heeft klaagster op 22 oktober 2012 bezwaar gemaakt bij het Gerecht in Ambtenarenzaken. De zaak is behandeld op zittingen op 10 november 2014 en 26 januari 2015, waarbij partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de weigering van verweerder om te beschikken op het verzoek van klaagster niet als een afwijzende of goedkeurende beschikking kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat klaagster terecht heeft aangenomen dat er sprake was van een fictieve weigering. Het bezwaar is gegrond verklaard, en het Gerecht heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak alsnog een reële beslissing te nemen op het verzoek van klaagster. De uitspraak benadrukt dat de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen tegen de weigering om te beschikken een procedureel middel is dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan tot besluitvorming te bewegen.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 8 juli 2015, en de beslissing is openbaar gemaakt. De partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 8 juli 2015
GAZA nr. 3191 van 2012
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde R.E.A. Wouters,
gericht tegen:
de minister van Financiën en Overheidsorganisatie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 21 oktober 2011, ingekomen op de Inspectie der invoerrechten en accijnzen op dezelfde datum, heeft klaagster, door tussenkomst van haar diensthoofd, aan verweerder verzocht om haar twee extra periodieke verhogingen van bezoldiging toe te kennen wegens het afronden van het eerste gedeelte van de opleiding voor de benoembaarheid tot hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 22 oktober 2012 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
De zaak is op 10 november 2014 en 26 januari 2015 behandeld ter zitting, waar partijen zijn verschenen bij gemachtigde.
Uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 21 oktober 2011 ingediende verzoek van klaagster mocht zij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beschikken. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze (fictieve) weigering tijdig ingediend.
2.2
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond en zal de bestreden (fictieve) beschikking nietig worden verklaard. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
2.3
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
2.4
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het bezwaar gegrond;
 vernietigt de weigering van verweerder om te beslissen op het verzoek van klaagster van 21 oktober 2011;
 draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op voormeld verzoek te beschikken.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van, 8 juli 2015, in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA). Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).