ECLI:NL:KTGLLY:2001:AD7085
Kantongerecht Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de kantonrechter inzake de vordering van de ondernemingsraad tegen de Penitentiaire Inrichting Lelystad
In deze zaak heeft de ondernemingsraad (OR) van de Penitentiaire Inrichting Lelystad een vordering ingesteld tegen de Penitentiaire Inrichting Lelystad (PIL) op basis van artikel 116 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De OR betwist de geldigheid van de op 28 oktober 2001 ingevoerde werkroosters, die volgens hen in strijd zijn met de Arbeidstijdenwet en zonder instemming van de OR zijn vastgesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van de OR en dat het besluit tot wijziging van de dienstroosters nietig is, omdat de instemming van de OR ontbreekt.
De kantonrechter heeft de PIL verboden om verdere uitvoering te geven aan de nieuwe werkroosters en heeft hen opgedragen om binnen zes weken de situatie terug te draaien naar de toestand van voor 28 oktober 2001, of tot een situatie waarover overeenstemming met de OR is bereikt. Bij overtreding van dit gebod is een dwangsom van 10.000 gulden per dag opgelegd, met een maximum van 500.000 gulden. De PIL is ook veroordeeld in de proceskosten van de OR.
De zaak is behandeld op 3 december 2001, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. De kantonrechter heeft in zijn vonnis benadrukt dat de PIL onvoldoende bewijs heeft geleverd voor hun stelling dat de OR akkoord zou zijn gegaan met de nieuwe roosters. De rechter heeft geconcludeerd dat de PIL de ontstane situatie zelf heeft gecreëerd door zonder instemming van de OR te handelen, en dat zij niet hebben geprobeerd om de invoering van de nieuwe roosters uit te stellen, ondanks de waarschuwingen van de OR.