ECLI:NL:HR:2025:983

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
25/00211
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Nederlandse nationaliteit naar Zwitserland t.z.v. grootschalige handel in illegale verdovende middelen met beroep op ne bis in idem-beginsel

Op 24 juni 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon met de Nederlandse nationaliteit aan Zwitserland. De opgeëiste persoon was betrokken bij grootschalige handel in illegale verdovende middelen en had eerder een veroordeling in Duitsland ondergaan. In deze zaak werd een beroep gedaan op het ne bis in idem-beginsel, dat inhoudt dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. De rechtbank Limburg had op 1 november 2024 een uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de uitlevering, maar de Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om deze beslissing te heroverwegen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde dit advies. De klachten over de uitspraak van de rechtbank konden niet leiden tot vernietiging van die uitspraak, en de Hoge Raad was niet verplicht om zijn oordeel verder te motiveren. De beslissing werd genomen zonder dat er vragen beantwoord hoefden te worden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer25/00211 U
Datum24 juni 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 november 2024, nummer UTL-I-2024006768, op verzoek van Zwitserland tot uitlevering
van
[de opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft de advocaat E. Kolokatsi bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 juni 2025.