ECLI:NL:HR:2025:977

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
24/02251
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat in zorgplicht jegens derde

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [Holding] B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin de aansprakelijkheid van de advocaat werd besproken. De eisers stellen dat de advocaat tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens een derde partij. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was genomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.073,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldaan wordt. Het arrest is uitgesproken op 20 juni 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/02251
Datum20 juni 2025
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [vestigingsplaats],
2. [Holding] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te Den Haag,
2. de maatschap DE ADVOCATEN GROEP,
gevestigd te Rijswijk,
3. TLG AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerders],
advocaat: R.M. Andes.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/684484 / HA ZA 20-553 van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2021 en 8 september 2021;
b. het arrest in de zaak 200.305.081/01 van het gerechtshof Amsterdam van 12 maart 2024.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
20 juni 2025.