Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een omgangsregeling tussen een minderjarige en zijn ouders. De moeder, verzoekster tot cassatie, had een omgangsregeling met de vader, die in de Verenigde Staten woont. De vader verzocht om een ruimere omgangsregeling en om te bepalen dat de moeder de helft van de reiskosten van de minderjarige naar de Verenigde Staten zou dragen. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar de vader was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep. Het hof had de omgangsregeling bevestigd, maar de vader's verzoek over de reiskosten werd niet toegewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter bevoegd is om bij het vaststellen van een omgangsregeling ook beslissingen te nemen over de verdeling van reiskosten. Dit is in het belang van het kind en bevordert de naleving van de omgangsregeling. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat bij de verdeling van reiskosten ook de draagkracht van beide ouders in overweging moet worden genomen.