Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
3 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 februari 2023 werd gewezen. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor bedreiging, zoals omschreven in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1999, had een aanhoudingsverzoek ingediend voorafgaand aan de behandeling in hoger beroep. Dit verzoek was gedaan door zijn raadsman, J. Sietsma, per e-mail, met als argument dat de verdachte was weggestuurd bij het station en geen geld had voor een treinkaartje omdat hij dakloos was. Het hof heeft dit verzoek afgewezen op basis van een belangenafweging.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel, dat klaagde over de afwijzing van het aanhoudingsverzoek, gegrond verklaard. De redenen voor deze beslissing zijn te vinden in een eerder arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2025:840). De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken waarin de rechten van de verdachte in het geding zijn.