ECLI:NL:HR:2025:73

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
22/02871
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Den Haag inzake poging tot doodslag met mes

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 28 juli 2022 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in een conflict een ander vier keer met een mes in het lichaam had gestoken, nadat deze hem met een krik had geslagen. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaten R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging. De Hoge Raad heeft niet de noodzaak gezien om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en twee weken.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 21 januari 2025 door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02871
Datum21 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 juli 2022, nummer 22-002589-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en twee weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2025.