ECLI:NL:HR:2025:7

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
23/00423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming uit hennepteelt en motivering van schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, die in 1992 is geboren. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof. De Hoge Raad beoordeelde de cassatiemiddelen, waarbij het tweede cassatiemiddel klaagde over de wijze waarop het hof de aanvulling van bewijsmiddelen had opgemaakt. Het hof had de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op wettige bewijsmiddelen en had de relevante feiten en omstandigheden in de uitspraak opgenomen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat de uitspraak voldeed aan de eisen van artikel 511f Sv. De klacht over de niet-tijdige opmaak van de aanvulling op de uitspraak werd verworpen. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak en verwierp het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00423 P
Datum14 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 januari 2023, nummer 20-001969-21, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Het eerste cassatiemiddel is later ingetrokken.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof de ‘aanvulling bewijsmiddelen’ pas heeft opgemaakt na de inzending van de stukken van het geding op grond van artikel 434 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
2.2
De uitspraak van het hof houdt over de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in:
“Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 24 januari 2023 onder parketnummer 20-001968-21 veroordeeld ter zake van – kort weergegeven – het medeplegen van het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 3 januari 2019.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van het begaan van het in voornoemd arrest bewezenverklaarde en door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten het medeplegen van het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten, in de periode voorafgaande aan 1 augustus 2018 een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Algemeen
Normen van het Functioneel Parket Afpakken
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e, tweede lid, Sr van 27 maart 2019 alsmede de daarbij behorende bijlage, betreffende de update ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 (hierna ook te noemen: normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016).
Schatting van het voordeel
Opbrengsten
Oogsten
De betrokkene heeft verklaard dat er 5 oogsten zijn geweest. Dit vindt bevestiging in de rapportage elektriciteitsverbruik Enexis d.d. 16 januari 2019, pg. 83.
De verdediging heeft de in de onderliggende strafzaak gevoerde verweren dat de ruimte aan een derde ter beschikking was gesteld en dat hij niets met de kwekerij te maken had herhaald. Het hof heeft in de onderliggende strafzaak bij arrest van heden met parketnummer 20-001968-21 deze verweren verworpen en het hof is in de ontnemingszaak aan dit oordeel gebonden op grond waarvan het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene en zijn medebetrokkene de hennepkwekerij hebben geëxploiteerd waarbij zij voordeel hebben behaald uit vijf oogsten in de kweekruimte.
Totale bruto-opbrengst
Uit het dossier volgt dat in de kweekruimte 143 hennepplanten zijn aangetroffen. Per m2 stonden er 16 planten. Ingevolge de normen van Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 levert dit dan een opbrengst per plant van 27,7 gram op.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 stelt het hof de opbrengst van hennep in geld op € 4.070,- per kilogram.
Gelet op vorenstaande komt het hof tot de volgende bruto-opbrengst:
Opbrengst in gewicht: 143 x 27,7 gram = 3961,1 gram, ofwel 3,9611 kilogram
Opbrengst in geld: 3,9611 x € 4.070,- = € 16.121,68.
Totale bruto-opbrengst = € 16.121,68 per oogst.
Schatting van de kosten
Ter zake de kostenberekening heeft het hof aansluiting gezocht bij het in deze zaak opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (dossierpagina’s 48 t/m 52) en de update ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016, nu uit de verklaring van betrokkene en het dossier onvoldoende concrete en betrouwbare aanwijzingen naar voren komen waaruit is af te leiden dat van die landelijk aanvaarde uitgangspunten afgeweken moet worden.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de volgende kosten, die in directe relatie staan met de vijf eerdere oogsten van in totaal 143 hennepplanten per oogst en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 van in totaal 143 hennepplanten op € 150,-.
Kosten hennepstekken
Het hof stelt de kosten van de hennepstekken overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 op een inkoopprijs van € 3,81 per stek/plant.
Het hof zal de kosten hennepstekken ten aanzien van in totaal 143 hennepplanten vaststellen op (143 x € 3,81=) € 544,83.
Variabele kosten
Het hof stelt de variabele kosten overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 op € 3,88 per plant.
Het hof zal de totale variabele kosten ten aanzien van 143 hennepplanten vaststellen op (143 x € 3,88 =) € 554,84.
Elektriciteitskosten
De betrokkene heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. Blijkens de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 zijn de elektriciteitskosten per oogst: 6 lampen x € 122,- = € 732,-
Totaal aan kosten
Gelet op vorenstaande komt het hof tot de volgende berekening van de in mindering te brengen kosten:
- Afschrijvingskosten = € 150,00
- Hennepstekken = € 544,83
- Variabele kosten = € 554,84
- Kosten elektriciteit = € 732,00
Totaal aan kosten = € 1.981,67 per oogst.
Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het vorenstaande volgt dat het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op:
De totale bruto-opbrengst per oogst: € 16.121,68
De totale kosten per oogst: € 1.981,67
De totale netto-opbrengst per oogst: € 14.140,01 per oogst.
Nu uit het historisch elektriciteitsverbruik is gebleken dat er vijf oogsten zijn geweest komt het totaalbedrag op (5 x € 14.140,01 = ) € 70.700,05.
In een doos in de kweekruimte is een hoeveelheid van 70 gram aan gedroogde henneptoppen aangetroffen en in beslaggenomen. Het hof acht het aannemelijk dat deze aangetroffen gedroogde henneptoppen afkomstig zijn uit een eerder behaalde oogst. Het hof zal derhalve (70 x € 4,07) = € 284,90 in mindering brengen op de totale netto-opbrengst.
Concluderend schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op (€ 70.700,05 - € 284,90 =) € 70.415,15.
Toerekening
Het hof stelt voorop dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan dient te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Indien er verschillende daders zijn en de omvang van het voordeel van elk van die daders niet aanstonds is vast te stellen, zal de rechter op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan ieder van hen moet worden toegerekend, waarbij in het geval er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een andere toerekening, dit ertoe kan leiden dat het voordeel pondspondsgewijs wordt toegerekend.
In het kader van deze vooropstelling stelt het hof vast dat betrokkene is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt met een ander.
Nu het hof niet kan vaststellen welk gedeelte van het hiervoor vastgestelde voordeel aan elk is toegevloeid, zal het hiervoor vastgestelde voordeel pondspondsgewijs worden verdeeld zodat aan betrokkene wordt toegerekend een bedrag van (€ 70.415,15 : 2 =) € 35.207,58 op welk bedrag het door betrokkene genoten voordeel wordt geschat.”
2.3
Op grond van artikel 511f Sv kan de schatting van het op geld waardeerbare wederrechtelijk verkregen voordeel slechts worden ontleend aan wettige bewijsmiddelen. Volgens artikel 511e lid 1 Sv (in eerste aanleg) en artikel 511g lid 2 Sv (in hoger beroep) is op de uitspraak op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel artikel 359 lid 3 Sv van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat die uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend met weergave van de inhoud daarvan, voor zover die de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden bevatten. (Vgl. HR 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087.)
2.4
Gelet op wat onder 2.2 is weergegeven, heeft het hof de wettige bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk voordeel is ontleend en de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden in de uitspraak opgenomen. Daarmee voldoet de uitspraak ook zonder de in het cassatiemiddel bedoelde aanvulling aan de op grond van artikel 511f Sv gestelde eisen.
2.5
Dit brengt mee dat de klacht over het niet tijdig opmaken van een aanvulling op de uitspraak geen bespreking behoeft en dat het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2025.