Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval waarbij een werknemer is omgekomen. De Hoge Raad behandelt een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte, een rechtspersoon, werd vrijgesproken van opzettelijke overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en dood door schuld. De feiten van de zaak zijn dat twee werknemers met een afgekeurde en versleten heftruck een muur hebben laten bouwen met zware betonblokken, wat heeft geleid tot het fatale ongeval. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar de advocaat-generaal heeft in cassatie geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete. De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet tot cassatie leiden, maar constateert wel dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit leidt tot een vermindering van de geldboete van € 60.000 naar € 57.500. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en vernietigt de uitspraak van het hof enkel wat betreft de geldboete.