Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
- de dagvaarding in hoger beroep is op 1 februari 2021 uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, omdat de woon- of verblijfplaats van de verdachte niet bekend is;
- de informatiestaat SKDB-persoon van 28 januari 2021, die aan de dagvaarding in hoger beroep is gehecht, houdt in dat de verdachte niet was gedetineerd, dat hij met ingang van 19 augustus 2015 niet is ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: BRP) en dat van hem geen woon- of verblijfplaats bekend is;
- de informatiestaat SKDB-persoon van 3 februari 2023, die aan de aanzegging in cassatie is gehecht, houdt in dat de verdachte vanaf 15 februari 2021 tot 9 september 2021 in de BRP was ingeschreven op het woonadres [a-straat 1] in [plaats] .
a. aan hem wie in Nederland in verband met de strafzaak waarop de uit te reiken gerechtelijke mededeling betrekking heeft rechtens zijn vrijheid is ontnomen en aan hem wie in Nederland in andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen rechtens zijn vrijheid is ontnomen: in persoon;
b. aan alle anderen: in persoon of indien betekening in persoon niet is voorgeschreven en de mededeling in Nederland wordt aangeboden:
1°. aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dan wel,
2°. indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, aan de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde.
(...)
b. geen uitreiking heeft kunnen geschieden, wordt de gerechtelijke mededeling uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan. Indien vervolgens blijkt dat de geadresseerde op de dag van aanbieding en ten minste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisregistratie personen was ingeschreven op het in de mededeling vermelde adres, wordt alsdan een afschrift van de gerechtelijke mededeling onverwijld toegezonden aan dat adres, alsmede aan het adres in Nederland dat de verdachte heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. In de in dit onderdeel bedoelde gevallen wordt een akte van uitreiking als bedoeld in artikel 36h opgemaakt. Op de akte wordt aantekening gedaan van deze uitreiking en, indien daarvan sprake is, van deze toezending.”
De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte na de rechtsgeldige betekening van de dagvaarding aan een medewerker van het openbaar ministerie, maar voor de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting alsnog in de BRP is ingeschreven, zonder dat dit de rechter bekend was (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3347).
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
22 april 2025.