ECLI:NL:HR:2015:3347

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
14/02453
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldige betekening van de appeldagvaarding en verstek in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had zich na de rechtsgeldige betekening van de appeldagvaarding aan de Griffier van de Rechtbank, maar vóór de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, ingeschreven in de GBA. De Hoge Raad behandelt twee hoofdpunten: de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding en de vraag of het Hof terecht verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting van het Hof dat de appeldagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, onjuist is. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, mogelijk is tekortgedaan. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke rechtspleging en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, vooral in gevallen waarin de woon- of verblijfplaats van de verdachte onbekend is.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/02453
ARA/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag, Enkelvoudige Kamer, van 13 augustus 2013, nummer 22/004619-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. van der Steen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend en over het door het Hof verleende verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. De inhoud van de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4. Die stukken houden - samengevat - in dat:
(i) het vonnis van de Kantonrechter van 10 januari 2011 bij verstek is gewezen;
(ii) de inleidende dagvaarding niet aan de verdachte in persoon of aan een door hem schriftelijk gemachtigde is uitgereikt;
(iii) de verdachte op 2 oktober 2012 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg en dat de daarvan opgemaakte akte vermeldt: "Vertrokken, onbekend waarheen";
(iv) een als bijlage aan het grievenformulier gehechte brief van de verdachte van 21 september 2012 vermeldt als adres [a-straat 1] te Den Haag;
(v) de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 13 augustus 2013 op 1 juli 2013 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is, alsmede dat deze op 15 juli 2013 aan de Griffier van de Rechtbank is uitgereikt na op 1 juli 2013 tevergeefs te zijn aangeboden op het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage met verzending van een afschrift van die dagvaarding aan voormeld adres;
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het adres van de verdachte vermeldt: "Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, Adres in de appelschriftuur: [a-straat 1] te [postcode] 's-Gravenhage" en
(vii) de verdachte in de periode van 9 september 2010 tot 8 augustus 2013 niet was ingeschreven in de GBA en met ingang van 8 augustus 2013 was ingeschreven op het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage.
Uit deze stukken kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage zodat het ervoor moet worden gehouden dat zulks niet is geschied. Uit deze stukken kan evenmin blijken dat het Hof ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep bekend was met verdachtes inschrijving op het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage.
2.3.
De klacht met betrekking tot de betekening van de appeldagvaarding berust op de opvatting dat de verdachte niet rechtsgeldig is gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep nu hij zich, na de - rechtsgeldige - betekening van die dagvaarding aan de Griffier van de Rechtbank, doch vóór de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting alsnog in de GBA heeft ingeschreven en de appeldagvaarding niet op de voet van art. 588 Sv aan dit GBA-adres is betekend. Die opvatting is onjuist zodat de klacht faalt.
2.4.1.
Voorts klaagt het middel dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte.
2.4.2.
Indien de dagvaarding van een verdachte die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, overeenkomstig de wettelijke regels is betekend, mag de rechter overgaan tot berechting van de zaak. Het recht van de verdachte op berechting in zijn tegenwoordigheid moet dan worden afgewogen tegen het algemeen belang, in het bijzonder het belang van een behoorlijke rechtspleging, waaronder de afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn. Dat belang zou in het gedrang kunnen komen in gevallen waarin de woon- of verblijfplaats van de verdachte die verstek heeft laten gaan, onbekend is (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.33).
Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte na de rechtsgeldige betekening van de dagvaarding aan de Griffier van de Rechtbank op de grond dat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is, doch voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting alsnog in de GBA is ingeschreven, zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.3.
Het Hof heeft met de, hiervoor onder 2.2 onder (vi) weergegeven, vermelding dat de verdachte "zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande" is, tot uitdrukking gebracht dat van de verdachte ten tijde van de betekening van de appeldagvaarding en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep noch een inschrijving in de GBA noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte bekend was en dat het Hof het in de bijlage bij het grievenformulier vermelde adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage, niet als verdachtes feitelijke woon- of verblijfplaats heeft aangemerkt.
Uit de hiervoor onder 2.2 vermelde stukken, in het bijzonder hetgeen onder 2.2 onder (vii) is weergegeven, moet evenwel worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in de GBA was ingeschreven zodat het oordeel van het Hof dat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend was en verstek kon worden verleend en het onderzoek ter terechtzitting kon worden voortgezet, achteraf bezien onjuist is.
2.4.4.
De klacht is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.