ECLI:NL:HR:2025:639

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
22/04480
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over geheugenkaartje in strafzaak met cocaïne en vuurwapen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was betrokken bij de invoer van 250 kg cocaïne en had een vuurwapen en munitie in zijn bezit. Tijdens de procedure werd er een geschil over een geheugenkaartje dat in beslag was genomen. Het hof had geen beslissing genomen over dit geheugenkaartje omdat het niet op de beslaglijst stond vermeld. De Hoge Raad oordeelde dat er aanwijzingen waren dat het geheugenkaartje inderdaad in beslag was genomen en dat het hof daarom een beslissing had moeten nemen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover het ging om het geheugenkaartje en de opgelegde gevangenisstraf. Tevens werd de gevangenisstraf verminderd van 51 naar 49 maanden. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe beslissing over het geheugenkaartje. De advocaat-generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, wat de Hoge Raad in dit geval volgde. De redelijke termijn van de procedure was overschreden, wat ook leidde tot de vermindering van de straf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04480
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 november 2022, nummer 22-001807-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en voor zover het hof heeft verzuimd te beslissen over het beslag, tot vermindering van de strafoplegging aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en ten aanzien van het beslag tot een zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het geen beslissing neemt over een geheugenkaartje, omdat dit voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.
2.2.1
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 4 april 2018 houdt onder meer in:
“De raadsman mr. Bordewijk voert aan:
(...)
Ten slotte verzoek ik u het geheugenkaartje welke in de Samsung Galaxy zit terug te geven aan mijn cliënt. Er staan foto’s van het gezin op.
De officier van justitie wordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
(...)
Ik verzet mij niet tegen teruggave van de geheugenkaart, als die in de telefoon zit.”
2.2.2
De rechtbank heeft over het geheugenkaartje overwogen en beslist:
“De verdediging heeft verzocht om het geheugenkaartje, welke in de Samsung-telefoon zit, terug te geven aan de verdachte. Op het geheugenkaartje staan persoonlijke foto’s van de verdachte.
(...)
Ten aanzien van het geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818 - welke niet apart is vermeld op de beslaglijst - zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
(...)
11. Beslissing
De rechtbank:
(...)
- Gelast de teruggave aan verdachte van
o Geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818.”
2.2.3
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de teruggave aan de verdachte van het geheugenkaartje gevorderd.
2.2.4
De uitspraak van het hof houdt over het geheugenkaartje in:
“Voorts merkt het hof op dat geen beslissing zal worden genomen over een geheugenkaartje, nu dit voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.”
2.3
Gelet op wat onder 2.2.1 tot en met 2.2.3 is weergegeven zijn er aanwijzingen dat het geheugenkaartje in beslag is genomen. Het hof had daarom een beslissing moeten nemen over dat geheugenkaartje. Dat dit geheugenkaartje niet op de beslaglijst staat vermeld, doet daaraan niet af (vgl. HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:777).
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 51 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover het hof heeft verzuimd te beslissen over het beslag op een geheugenkaartje en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 49 maanden beloopt;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft de beslissing over het geheugenkaartje opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.