Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Lid B:
Uitkomst
Hierbij zeg ik het lidmaatschap (...) op per 31 juli 2020.”
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Kubus Coöperatie U.A. en een voormalig lid, aangeduid als [verweerder], over de verschuldigdheid van een uittreedvergoeding. Kubus, een coöperatie die haar leden ondersteunt bij verschillende bedrijfsactiviteiten, heeft een overeenkomst met [verweerder] gesloten, waarin onder andere een uittreedvergoeding is opgenomen. Na opzegging van het lidmaatschap door [verweerder] vorderde Kubus betaling van deze vergoeding. De kantonrechter wees de vordering af, en het hof bevestigde deze beslissing, met als argument dat de uittreedvergoeding een voorwaarde voor uittreding is in de zin van artikel 2:60 BW, waarvoor een statutaire grondslag vereist is. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Kubus verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de uittreedvergoeding niet geldig kon worden overeengekomen zonder een statutaire basis. De Hoge Raad benadrukte dat de voorwaarden voor uittreding in de statuten van de coöperatie moeten zijn opgenomen om rechtsgeldig te zijn. Dit arrest bevestigt de noodzaak van een statutaire grondslag voor uittreedvoorwaarden in coöperaties, en dat een overeenkomst tussen de coöperatie en haar leden niet kan afwijken van deze vereisten.