Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 10 oktober 2023 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in 2022 op klaarlichte dag in Den Haag met een mes in de hals van zijn oude jeugdvriend stak. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom besloot de Hoge Raad om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak werd gedaan op 14 januari 2025, waarbij de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaarde in zijn beroep.