Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
8 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van poging tot doodslag en het beïnvloeden van een getuige. In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken, maar de advocaat-generaal heeft in cassatie geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, specifiek voor wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de bewezenverklaring van zowel de poging tot doodslag als het beïnvloeden van de getuige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd heeft waarom de verklaringen van de aangever en getuigen betrouwbaar zijn, en dat de verdachte sturende bemoeienis heeft gehad met de inhoud van de verklaring van de getuige. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en tien maanden. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen.