Uitspraak
1.Verder procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
8 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 13 december 2022. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte is beschuldigd van het op grond gooien en achterlaten van papieren zakdoeken, in strijd met artikel 18.1 (oud) van de Afvalstoffenverordening Amsterdam 2009 in samenhang met artikel 10.23.1 (oud) van de Wet milieubeheer. De Hoge Raad heeft eerder op 3 december 2024 geoordeeld dat het cassatieberoep van de verdachte ontvankelijk is. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is verklaard, maar dat er geen straf of maatregel is opgelegd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.