ECLI:NL:HR:2025:453

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
22/04217
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen telefoons in cocaïnezaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van het medeplegen van handel in cocaïne, wat resulteerde in de verbeurdverklaring van twee inbeslaggenomen telefoons. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd dat de telefoons daadwerkelijk waren gebruikt bij het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad vernietigde de verbeurdverklaring van de telefoons en wees de zaak terug naar het hof voor herbehandeling. De advocaat-generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de verbeurdverklaring van de telefoons. De Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie was overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen. De zaak heeft betrekking op de toepassing van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht, dat de voorwaarden voor verbeurdverklaring van voorwerpen regelt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04217
Datum25 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 november 2022, nummer 20-001708-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoons, tot het gelasten van teruggave van deze telefoons aan de verdachte en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verbeurdverklaring van twee telefoons.
2.2.1
In het vonnis van de rechtbank, dat in zoverre door het hof is bevestigd, is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
“op 5 november 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“- het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 125 t/m 131].
Op 5 november 2018 hoorde ik, [verbalisant 4] , omstreeks 14:34 uur over de tap dat er een deal zou gaan plaatsvinden ter hoogte van [a-straat] met [betrokkene 1] als afnemer. Omstreeks 15:05 uur zag ik, [verbalisant 6] , dat een Peugeot 3008 geparkeerd stond op de parkeerplaats van [a-straat] . Ik herkende de persoon die uit het voertuig stapte als de afnemer [betrokkene 1] . Omstreeks 15:16 uur zag ik dat een Peugeot 206, voorzien van het [kenteken] , aan kwam rijden en direct naast de genoemde Peugeot 3008 parkeerde. Ik, [verbalisant 6] , zag dat er over en weer contact werd gemaakt tussen [betrokkene 1] en de bijrijder van de Peugeot 206.
(...)
Op 5 november 2018 luisterde ik, [verbalisant 4] , de tap uit en tot 14:45 uur hoorde ik, aan de stem van de gebruiker van het [telefoonnummer] , dat [betrokkene 2] de persoon betrof die de telefoongesprekken aan nam, dan wel voerde. Uit de gesprekken kon ik opmaken dat [betrokkene 2] regelmatig andere personen aanstuurde om de drugs te gaan leveren.
- het relaas van [verbalisant 7] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 42].
Op 5 november 2018, omstreeks 15:20 uur, hoorde ik van de collega’s van het onderzoeksteam dat er een deal plaatsvond op de parkeerplaats bij [a-straat] , gelegen aan [b-straat] te [plaats] waarbij de verdachten in een Peugeot, voorzien van het [kenteken] , zaten. Ik zag dat de verdachte, naar later bleek [verdachte] , uit de auto kwam en zijn beide handen in zijn nektas had zitten. Ik keek in de nektas en zag dat er een transparante plastic zak in de nektas zat. Ik zag dat in deze transparante zak meerdere kleine gripzakjes zaten.
- het relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] [proces-verbaal aanhouding] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 65 en 66].
Op 5 november 2018, omstreeks 15:20 uur, hielden wij als bestuurder van een Peugeot 206, voorzien van het [kenteken] , aan een persoon genaamd [betrokkene 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994, wonende te [c-straat 1] .
- het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 138 t/m 141].
Op 6 november 2018 werd door mij, [verbalisant 4] , verdovende middelen getest en gewogen. De aangetroffen drugs werden op 5 november 2018 bij [verdachte] in beslag genomen.
- Cocaïne PL2100-2018298600-1423922
De totale inhoud van de 15 seals betrof netto 3,0 gram. De witte brokjes werden als monster verpakt in een gripzakje voorzien van het SIN-nummer AADJ5797NL .
- Cocaïne PL2100-2018208600-1424288
De totale inhoud van de 21 gripzakjes betrof netto 6,3 gram. De witte brokjes werden als monster verpakt in een gripzakje voorzien van het SIN-nummer AADJ5794NL
- Cocaïne PL2100-2018208600-1424291
De totale inhoud van de 19 gripzakjes betrof netto 1,9 gram. De witte brokjes werden als monster verpakt in een gripzakje voorzien van het SIN-nummer AADJ5795NL .
- Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2018, nummer 2018.11.20.157 (aanvraag 001 ), opgemaakt door [betrokkene 4] , inhoudende [pag. 194]
AADJ5794NL : bevat cocaïne
- Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 november 2018, nummer 2018.11.20.157 (aanvraag 002 ), opgemaakt door [betrokkene 5] , inhoudende [pag. 193]
AADJ5795NL : bevat cocaïne
- Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 november 2018, nummer 2018.11.20.157 (aanvraag 003 ), opgemaakt door [betrokkene 5] , inhoudende [pag. 195]
AADJ5797NL : bevat cocaïne
- Een kennisgeving van inbeslagneming van 6 november 2018, onder meer zakelijk weergegeven inhoudende [pag. 61 en 62].
Aangetroffen tijdens insluitingsfouillering op 5 november 2018 in een nektasje. Totaal gewicht van de cocaïne betreft 11,2 gram. Beslagene: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1993 te [plaats] .
- Goednummer PL2100-2018298600-1423922 ;
- Goednummer PL2100-2018208600-1424288 ;
- Goednummer PL2100-2018208600-1424291 .
- De verklaring van [betrokkene 1] [afnemer] op 5 november 2018 aan [verbalisant 4] afgelegd [pag. 175 t/m 178]
U houdt mij voor dat van het [telefoonnummer] op 5 november 2018 de telecommunicatie werd opgenomen en uitgeluisterd en dat ik als koper naar voren kwam die inbelde op dat nummer. Dat klopt. Ik belde dat nummer voor een snuif cocaïne.”
2.3
Het hof heeft, met vernietiging in zoverre van het vonnis van de rechtbank, aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd, dus met inbegrip van de beslissing tot verbeurdverklaring van de twee inbeslaggenomen telefoons. In dat vonnis is over de verbeurdverklaring van de telefoons overwogen en beslist:
“De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
(...)
De uitspraak
De rechtbank:
(...)
verklaart verbeurd de volgende voorwerpen:
- een telefoon, merk Nokia [goednummer 1424440 ] en
- een telefoon, merk Nokia [goednummer 1424442 ].”
2.4.1
Artikel 33a lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
(...)
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.”
2.4.2
Onder ‘het strafbare feit’ en ‘het feit’ in artikel 33a lid 1 Sr moet telkens het bewezenverklaarde feit worden verstaan. Voor verbeurdverklaring is vereist dat één van de in artikel 33a lid 1 Sr genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. (Vgl. HR 7 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:9.)
2.5
In aanmerking genomen wat is bewezenverklaard en mede gelet op wat het hof in de bewijsvoering daarover heeft vastgesteld, is het oordeel van het hof dat het bewezenverklaarde met behulp van de twee inbeslaggenomen telefoons is begaan of voorbereid, zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Het hof heeft immers geen vaststellingen gedaan waaruit kan volgen dat deze telefoons zijn gebruikt bij (het voorbereiden van) het bewezenverklaarde feit.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en de taakstraf van tachtig uren volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de telefoon, merk Nokia (goednummer 1424440 ) en de telefoon, merk Nokia (goednummer 1424442 );
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak wat betreft die inbeslaggenomen voorwerpen opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2025.