Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
25 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1995, was in eerste aanleg vrijgesproken van verkrachting, wat leidde tot een beroep in cassatie. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarin geklaagd werd over de bewezenverklaring. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie leiden. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft onder andere vastgesteld dat het hof een kennelijke misslag heeft gemaakt door de woorden "tijdens die avond/nacht" in de bewezenverklaring te laten staan, maar dat dit verbeterd kan worden gelezen. Ook is geoordeeld dat de verklaring van de getuige geen ontoelaatbare gissing bevatte en dat het oordeel van het hof over het bewijsminimum niet onbegrijpelijk was. De discrepanties in de verklaringen van de aangeefster zijn niet van dien aard dat ze het oordeel van het hof in twijfel trekken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de vrijspraak in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.