ECLI:NL:GHDHA:2023:2753

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
22-000663-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor verkrachting met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van verkrachting, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling door een forensische psychiatrische polikliniek. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de immateriële schade heeft vastgesteld op € 8.000,00 en de materiële schade op € 312,33. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van een passende straf en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000663-23
Parketnummer: 10-052364-21
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [woonplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2021 en/of 21 februari 2021 te [plaatsnaam 1] door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] (van welke handelingen (door verdachte) video’s en/of filmpjes zijn gemaakt met zijn mobiele telefoon, terwijl die [slachtoffer] dit niet wilde) en/of
- duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen) (met kracht)
- afpakken en/of (vervolgens) verstoppen van de telefoon van die [slachtoffer] en/of
- met beide handen vastpakken van de keel van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) knijpen in/dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- beletten dat die [slachtoffer] de woning verliet door het op slot draaien en/of op de knip doen van de voordeur van de woning en/of
- uitrekken van de broek van die [slachtoffer] en/of
- bij haar nek pakken en/of aan haar nek meeslepen van die [slachtoffer] en/of
- aan de haren trekken van die [slachtoffer] en/of
- voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] en/of
- dreigen met het online zetten van de video’s en/of filmpjes (waarop is te zien dat die [slachtoffer] verdachte pijpt) en/of op haar afsturen van mensen, indien die [slachtoffer] naar de politie zou gaan en/of
- ( tijdens die avond/nacht) tegen haar zeggen:
* dat zij een kankerhoer was en/of
* het de dag kon zijn dat hij iemand doodmaakt met zijn handen en/of
* zij haar broek uit moest doen en/of
* zij hem moest pijpen en/of
* dat hij haar haatte, althans woorden van soortgelijke (dreigende en/of intimiderende) aard.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest en dat de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 2 jaren. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 1 week hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks 20 februari 2021 en/of21 februari 2021 te [plaatsnaam 1] door geweld en/of
(een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met
(een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
(meermalen)
-
duwen/brengen
/houdenvan zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] (van welke handelingen (door verdachte)
eenvideo’s en/offilmpje
sisgemaakt met zijn mobiele telefoon, terwijl die [slachtoffer] dit niet wilde) en
/of
- duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
het geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft
/hebbenbestaan uit het
(meermalen)(met kracht)
-
afpakken en/of (vervolgens) verstoppen van de telefoon van die [slachtoffer] en/of
- met beide handen vastpakken van de keel van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) knijpen in/dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en
/of
- beletten dat die [slachtoffer] de woning verliet
door het op slot draaien en/of op de knip doen van de voordeur van de woningen
/of
- uitrekken van de broek van die [slachtoffer] en/of
- bij haar nek pakken en/of aan haar nek meeslepen van die [slachtoffer] en/of
- aan de haren trekken van die [slachtoffer] en/of
- voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] en
/of
- dreigen met het online zetten van
de video’s en/ofhetfilmpje
s(waarop is te zien dat die [slachtoffer] verdachte pijpt) en
/of op haar afsturen van mensen,indien die [slachtoffer] naar de politie zou gaan en
/of
- ( tijdens die avond/nacht) tegen haar zeggen:
* dat zij een kankerhoer was en
/of
* het de dag kon zijn dat hij iemand doodmaakt met zijn handen en
/of
* zij haar broek uit moest doen en/of
* zij hem moest pijpen en
/of
* dat hij haar haatte, althans woorden van soortgelijke (dreigende en/of intimiderende) aard.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities vrijspraak bepleit voor het aan de verdachte tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van aangeefster.
Daartoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en dat er onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het bewijsminimum niet wordt gehaald nu het bewijs slechts op één bron kan worden gebaseerd, namelijk de verklaring van aangeefster.
Uit de aangifte van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) komt naar voren dat de tenlastegelegde gedragingen gedurende twee periodes van enkele uren hebben plaatsgevonden, te weten zaterdagavond/-nacht (20 februari) en zondagochtend (21 februari). Tussen deze periodes hebben aangeefster en de verdachte enkele uren geslapen. De tenlastelegging verzet zich niet tegen deze opdeling in twee afzonderlijke tijdvakken. De bewezenverklaring ziet op hetgeen op zondagochtend 21 februari 2021 is gebeurd.
Op grond van het dossier en verhandelde ter zitting staat verder niet ter discussie dat aangeefster en de verdachte zowel zaterdagavond als zondagochtend seks hebben gehad. Over de aard van de seksuele handelingen verklaren aangeefster en de verdachte ook min of meer gelijkluidend. De bewijsvraag spitst zich daarmee toe op de vraag of deze handelingen van de zijde van aangeefster gedwongen, tegen haar wil, zijn geweest. Met betrekking tot hetgeen op zaterdagavond heeft plaatsgevonden, laat deze vraag zich naar het oordeel van het hof niet met de vereiste mate van zekerheid beantwoorden.
Anders ligt dit ten aanzien van hetgeen heeft plaatsgevonden op zondagochtend. Het hof motiveert dit als volgt.
Aangeefster heeft bij de politie – kort gezegd – het volgende verklaard. Op zondagochtend is zij wakker geworden in de woning van de verdachte. Vrijwel direct werd door de verdachte bij aangeefster aangedrongen op seksueel contact. Aangeefster wilde dit niet en op het moment dat de verdachte de slaapkamer even verliet heeft zij daarom snel haar kleding aangetrokken en zich klaargemaakt voor vertrek. Vlak daarna is de verdachte wederom gaan aandringen dat aangeefster hem moest pijpen. Omdat aangeefster dit niet wilde heeft de verdachte haar vastgepakt en op bed geduwd. Hij heeft aangeefster vervolgens voor de keuze gesteld seks te hebben met hem of hem te pijpen. Ook heeft hij tegen aangeefster gezegd dat ze naar huis mocht zodra ze hem had gepijpt. De verdachte heeft zijn broek naar beneden getrokken waarna aangeefster hem, al huilende, heeft gepijpt in de hoop dat zij daarna de woning zou kunnen verlaten. Niet veel later krijgt aangeefster in de gaten dat de verdachte haar aan het filmen is terwijl ze hem aan het pijpen is. Als aangeefster stopt met pijpen dreigt de verdachte het filmpje door te sturen. Elke keer als aangeefster wilde stoppen met pijpen werd haar hoofd teruggeduwd door de verdachte. Ondertussen is aangeefster blijven huilen. Uiteindelijk is het aangeefster gelukt om de woning te verlaten. Dit na verschillende dreigementen dat de verdachte het filmpje op social media zou zetten.
De verdachte heeft zelf heeft verklaard dat hij, voordat zij weg mocht gaan, aangeefster eerst nog heeft gedwongen in te loggen met haar DigiD, om zo haar adres te achterhalen en dat aangeefster hem toen huilend heeft gevraagd wat hij met dat adres ging doen.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en dat uit die verklaringen duidelijk naar voren komt dat zij de beschreven seksuele handelingen niet wilde uitvoeren en dat er sprake was van dwang door middel van geweld en/of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige, in dit geval aangeefster, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaring moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De verklaringen van aangeefster worden bevestigd en ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] (hierna: getuige), die het volgende bij de politie heeft verklaard:
“Ik ben werkzaam als pastoraal medewerker in de [gemeente]. Doordat ik vanwege mijn werk met veel mensen en emoties in contact komt viel mij op 21 februari 2021 het volgende op. Ik was in [plaatsnaam 2] in de trein gestapt om naar huis te gaan. Ik ben toen in een stilte coupe gaan zitten. Tegenover mij zat een jonge vrouw. Ik zag dat zij mooie nagels en wimpers had. De vrouw droeg ook een mondkapje. Toen ik naar haar wimpers keek en dus daar door ook in haar ogen zag ik een intens verdriet daar uit stralen. Het leek wel de verdrietigste blik die ik ooit gezien heb. Zij keek ook alleen maar voor zich uit en maakte op geen enkel manier contact met wat dan ook.
Ik vond het niet gepast om daar die vrouw direct op aan te spreken. Ik heb dus een briefje voor haar geschreven en dat heb ik haar gegeven.
Op het briefje stond:
In deze moeilijke tijden kan alleen Jezus u helpen. U mag mij bellen. Ik heb ook mijn 06 nummer er bij gezet en mijn naam [getuige].
Rond 20:30 uur die avond werd ik door [slachtoffer] gebeld. Zij bedankte mij voor het briefje en zei ook:
“Hoe kon u dat weten. Ik had net iets heel verschrikkelijks mee gemaakt”.
Ook vertelde zij dat zij nu bij haar ouders was en dat zij nu niet echt kon praten en dat zij mij de
volgende dag zou bellen.
Die maandag 22 februari 2021 belde [slachtoffer] mij weer op. Zij kon er niet echt over praten. Wel
vertelde zij dat zij die middag verkracht was en dat zij gewurgd was. Het zou zijn gebeurd in
[plaatsnaam 3]. Het was iemand die een goede vriend was maar zich nu ontpopt had als een
verschrikkelijk iemand. Zij vertelde ook dat zij al bij de dokter was geweest en dat zij door hem was
door gestuurd naar de politie.
Zij had het nu inmiddels ook aan haar ouders verteld.
Zij vertelde ook nog dat ze bang was van die persoon
omdat hij ook haar adres had.”
De zeer emotionele toestand van aangeefster vlak na het gebeurde, het feit dat dit werd opgemerkt door een wildveemde, getuige, alsmede hetgeen aangeefster aan haar vervolgens op eigen initiatief en met enige terughoudendheid op zondagavond en ook meteen de maandag daarna, expliciet, via de telefoon heeft verteld, sluiten naar het oordeel van het hof nauw aan bij de verklaring van aangeefster over hetgeen haar in dat weekend is overkomen. De verklaring van getuige biedt daarmee steun aan de aangifte en is daarmee mede redengevend voor het bewezenverklaarde. Voor wat betreft de door getuige gemelde angst van aangeefster voor het feit dat de verdachte haar adres wist, merkt het hof daarbij op dat dit niet los kan worden gezien van het filmpje dat de verdachte van het door hem afgedwongen pijpen had gemaakt. Naar het oordeel kan dit niet anders worden gezien dan een drukmiddel om aangeefster te dwingen verder haar mond te houden. Het hof wijst er daarbij op dat het zogenoemde ‘exposen’ van vooral meisjes, door via sociale media met naam en toenaam dit soort filmpjes te verspreiden, in deze tijd een wijdverspreid en alom bekend fenomeen is. De angst hiervoor van aangeefster, die haar door de verdachte is aangejaagd, is dus invoelbaar en reëel.
Daar komt bij dat bedoeld filmpje, dat door de politie is veiliggesteld en zich in het dossier bevindt, de verklaringen van aangeefster en getuige ook inhoudelijk ondersteunt. In het filmpje is te zien dat de penis van de verdachte in de mond van aangeefster zit. Voorts is te zien dat aangeefster triest kijkt, dat zij vochtige ogen heeft, dat er een snottebel uit haar neus komt en dat ze haar neus meerdere keren ophaalt.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de bij aangeefster aanwezige vochtige ogen en de snottebel het gevolg zouden zijn van de manier van het pijpen, te weten deep throaten. Nog daargelaten dat dit zogenoemde deep throaten niet op het filmpje is te zien, laat dit onverlet dat naar het oordeel van het hof op het filmpje bij aangeefster een onmiskenbaar trieste blik is te waar te nemen. De trieste blik en haar vochtige ogen zijn passend bij de verklaringen van aangeefster dat zij deze seksuele handeling niet vrijwillig heeft verricht. Voorts is naar oordeel van het hof het scenario van de verdediging dat aangeefster in de trein verdrietig zou zijn omdat de verdachte het contact met haar zou hebben verbroken, ongeloofwaardig nu zij al zichtbaar verdrietig was toen zij bij de verdachte thuis was en op het filmpje werd vastgelegd. Er was bovendien tussen beiden geen verliefdheid en (nog) geen relatie. Daarenboven heeft de verdachte in zijn lezing het contact met aangeefster pas na de seks, vlak voor haar vertrek, verbroken.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof ten aanzien van het tenlastegelegde dat aangeefster door geweld en/of andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden tot de ten laste gelegde seksuele handelingen met de verdacht is gedwongen, één en ander zoals in de bewezenverklaring opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster, een toen 20-jarig meisje. De twee kenden elkaar via social media en tijdens een ontmoeting die gezellig had moeten zijn, ging het mis. De verdachte heeft zijn penis in de mond van aangeefster gebracht, terwijl hij van deze handelingen een filmpje maakte. Aangeefster voelde zich gedwongen, door het geweld en andere feitelijkheden die de verdachte op haar uitoefende. Aan haar zijde was er dan ook geen sprake van vrijwilligheid. Zij heeft urenlang in de woning van de verdachte doorgebracht, deels onvrijwillig en in angst. De verdachte heeft misbruik gemaakt van aangeefster en heeft zich daarin laten leiden door zijn eigen seksuele lusten waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de wil en het welzijn van aangeefster. De verdachte heeft het feit ontkend en heeft geen enkel inzicht getoond in het laakbare en schadelijke van zijn handelen.
De verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke ernstige zedendelicten nog langdurig geestelijke schade kunnen ondervinden door hetgeen is voorgevallen. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting heeft het bewezenverklaarde voor aangeefster heftige gevolgen. Zij heeft veel psychische schade opgelopen en is na de verkrachting onder meer verwezen naar de psycholoog voor een EMDR-behandeling om haar trauma te behandelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 31 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud en het advies van de reclassering in het rapport over de verdachte van 20 mei 2021.
Het hof heeft verder meegewogen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die zijn gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte heeft inmiddels een vaste baan en een relatie. Verder heeft hij regelingen getroffen voor zijn hoge schulden en treedt hij de toekomst positief tegemoet.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat op het onderhavige feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het voorwaardelijke deel van de straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Aan dat voorwaardelijke deel zal het hof de hierna te melden bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een proeftijd van 2 jaren verbinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.312,33.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot genoemd bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van geleden materiele en immateriële schade aldus dat deze strekt tot vergoeding van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 312,33 materiële schade (reiskosten) is geleden. Daarbij is uitgegaan van 29 cent vergoeding per kilometer. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat daarnaast aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat ook deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 8.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.312,33 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
 zich laat behandelen door een forensische psychiatrische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.312,33(achtduizend driehonderdtwaalf euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 312,33 (driehonderdtwaalf euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.312,33 (achtduizend driehonderdtwaaf euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 312,33 (driehonderdtwaalf euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die kan worden toegepast bij niet (volledige) betaling, op ten hoogste 76 (zesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 februari 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. D.M. Thierry en mr. J.A. van Dorp, in bijzijn van de griffier mr. L.W.J. Cramer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 oktober 2023.
Mr. J.A. van Dorp is buiten staat die arrest mede te ondertekenen.