ECLI:NL:HR:2025:422

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
23/03569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheidsrecht en schadestaatprocedure bij niet nakomen toezegging bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser], wonende in Italië, en de Gemeente Zoeterwoude. De zaak betreft een schadestaatprocedure die voortvloeit uit het niet nakomen van een toezegging met betrekking tot een bestemmingsplan. De Gemeente heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, waarbij beide partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03569
Datum21 maart 2025
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], Italië,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
GEMEENTE ZOETERWOUDE,
zetelend te Zoeterwoude,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: de Gemeente,
advocaat: M.A.M. Wagemakers.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest in het incident van 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:344.
De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
21 maart 2025.