Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
25 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 21 december 2023 werd gewezen. De zaak betreft een verdachte die in 2020 in Amsterdam betrokken was bij een dodelijke steekpartij, waarbij hij tijdens een ruzie in een hostel een ander met een mes in de borst heeft gestoken. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat D. Eijpe namens de verdachte een schriftuur heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.