Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 januari 2024. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een woningoverval waarbij hij samen met medeverdachten een mes gebruikte. De verdachte werd vrijgesproken in eerste aanleg, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van doodslag. De Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het hof toereikend waren voor de bewezenverklaring van medeplegen doodslag. De verdachte had voorwaardelijk opzet op de doodslag en had een significante bijdrage geleverd aan de overval door samen met medeverdachten naar de woning van het slachtoffer te gaan, een mes op te halen en dit aan een medeverdachte te geven. Het hof concludeerde dat de rol van de verdachte in de voorbereiding en uitvoering van de overval voldoende was voor het aannemen van medeplegen. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel, omdat de redenen van het hof en de advocaat-generaal voldoende waren om de bewezenverklaring te handhaven.