ECLI:NL:HR:2025:384
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door [A], tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 november 2024, nr. 22/2309. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 27 december 2024 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar de belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.