Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die werd bijgestaan door advocaat A.C. Vingerling. De zaak betreft een klaagschrift over beslag op diverse voorwerpen, waaronder een auto, cryptotelefoons, geldbedragen, bankrekeningen, een sloep, horloges en een ring, in het kader van een verdenking van witwassen. De Hoge Raad heeft zich gebogen over twee belangrijke vragen: of het hof terecht heeft geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter in hoger beroep de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd zal verklaren of een geldboete zal opleggen, en of het hof had moeten onderzoeken of de voortduring van het beslag in overeenstemming is met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager voor zover het beroep betrekking heeft op de teruggegeven cryptotelefoons en het banksaldo op de ABN Amro-rekening. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.