Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
11 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 27 december 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1952, was in deze strafzaak betrokken bij een poging tot moord. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2021 heeft de verdachte, na een ruzie, een ander opgewacht in Alkmaar en deze met een geweer met geluiddemper op een afstand van 6,5 meter in de kaak geschoten. Dit feit valt onder artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet ontvankelijk zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.