Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die was veroordeeld voor medeplichtigheid bij hennepteelt. De betrokkene had verzocht om kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit in mindering te brengen op het voordeel. Het hof had deze kosten niet in aanmerking genomen, omdat de betrokkene was vrijgesproken van diefstal van elektriciteit. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de verwerping van het verweer ontoereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over kosten die voor aftrek in aanmerking komen en de motiveringsplicht van de rechter. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om kosten die in directe relatie staan tot het delict adequaat te motiveren in hun beslissingen.