2.2.1Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 7 bewezenverklaard dat:
“ [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 september 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van die [slachtoffer] , immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nachtelijke uren, op de begane grond van voornoemde woning met brandversnellende middelen een hevig uitslaande brand doen ontstaan, terwijl die [slachtoffer] zich aldaar bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk feit hij, verdachte, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het tanken van jerrycans en de wijze van brandstichten (rol wc papier meenemen, dop er af, papier er in stoppen) en die [medeverdachte 1] verteld dat hij binnendoor moet reizen.”
2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6. Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Tenlastegelegde onder feit 6 en 7
(...)
16 september 2018
Op 16 september 2018 omstreeks 05:26 uur komt er bij de meldkamer van de politie de melding door dat er een woningbrand gaande was op de [a-straat 1] te [plaats] . Uit de verklaring van wijlen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is op te maken dat [slachtoffer] op enig moment plotseling wakker werd van een luide knal en glasgerinkel. [slachtoffer] schoot overeind en keek naar buiten. Hij zag dat er een jonge man voor zijn woonkamerraam stond en iets in zijn woonkamer gooide waarna er een felle brand ontstond in zijn woonkamer. Gelet op de ligging van de slaapkamer ten opzichte van de woonkamer was het voor [slachtoffer] niet mogelijk om zijn woning op de gebruikelijke wijze te verlaten. [slachtoffer] is door het raam van zijn slaapkamer geklommen waardoor hij ternauwernood aan de dood kon ontsnappen. Als gevolg van de woningbrand zijn twee van de honden van [slachtoffer] komen te overlijden. [slachtoffer] heeft de politie een signalement gegeven van de man die voor zijn woning stond. De man was 1.80 à 1.85 meter lang, had brede schouders en zwart gekleurd haar met een slag. De verbalisanten hebben gerelateerd dat het signalement van medeverdachte [medeverdachte 2] qua lengte, postuur en haardracht overeenkomt met het door [slachtoffer] gegeven signalement.
Na de brand is er een onderzoek ingesteld. Daar bleek dat er in de woonkamer brandbaar materiaal was gegooid waardoor de gehele woning is uitgebrand.
Uit de telecommunicatieanalyse volgt dat de telefoon van [medeverdachte 2] , met telefoonnummer [telefoonnummer] , op 16 september 2018 samen met de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 1] tot omstreeks 02:00 uur aanstralen nabij [plaats] en daarna [plaats] . Omstreeks 03:40 uur verlaten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [plaats] en gaan ze richting [plaats] waarna ze vervolgens richting [plaats] rijden alwaar ze twee zendmasten aanstralen om 04:27 uur en 04:29 uur. Omstreeks 05:10 uur vindt de brandstichting plaats en te 05:33 uur straalde het nummer van [medeverdachte 2] een zendmast in [plaats] aan in de richting van onder andere de plaats delict. Hierna gaat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] weer terug naar [plaats] (aanstraling 06:40 uur). De telefoon van [medeverdachte 1] wordt kort na het delict aangetroffen bij de woning aan de [a-straat] .
Op de camerabeelden van het huisje […] van [vakantiepark] is waargenomen dat op 16 september 2018 om 02:42:18 uur [medeverdachte 2] naar buiten komt en naar de Vito toeloopt. Om 02:44:18 uur gaat [medeverdachte 2] weer naar binnen. Om 03:23:00 uur komt [medeverdachte 1] naar buiten en loopt naar de Vito. Hij zet twee, mogelijk drie, flesjes op het dak van de Vito aan de passagierszijde, waarna hij terug naar het huisje loopt. Om 03:27:59 uur opent [medeverdachte 1] het portier aan de bestuurderszijde en zet een tas in de auto. Om 03:28:15 uur staat de verdachte in de deuropening van het chalet. [medeverdachte 1] staat bij de schuifdeur van de Vito aan de passagierszijde. [medeverdachte 2] loopt naar die schuifdeur en draagt een voorwerp in zijn rechterhand. Om 03:29:10 pakt [medeverdachte 1] een flesje van het dak en loopt hij recht uit beeld. Om 03:33:56 uur stapt [medeverdachte 2] in bij de bijrijderszijde en om 03:36:59 stapt [medeverdachte 1] in bij de bestuurderskant waarna de auto wegrijdt. Om 06:38:05 uur komt de Vito terug bij het huisje. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stappen uit. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] op dit moment geen jas meer bij zich heeft.
[medeverdachte 1] heeft in het verhoor van 10 oktober 2018 bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte 2] naar de [a-straat 1] te [plaats] is gegaan. Volgens [medeverdachte 1] zou het [medeverdachte 2] zijn geweest die dingen tegen de woning heeft gegooid. Het hof acht de verklaring van [medeverdachte 1] , te weten dat hij met [medeverdachte 2] naar de [a-straat] is gegaan, betrouwbaar. [medeverdachte 2] past niet alleen in het signalement zoals dat door [slachtoffer] is gegeven, maar ook zijn telefoon reist net als die van [medeverdachte 1] naar de plaats delict en op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] ca anderhalf uur voor de brandstichting samen met [medeverdachte 1] in [plaats] in de auto stapt en wegrijdt en ca anderhalf uur na de brandstichting weer samen met [medeverdachte 1] in [plaats] terugkomt.
Uit het OVC-gesprek van 13 september 2018 om 07:58:09 uur kan worden afgeleid dat de brandstichting in de nacht van 13 september 2018 niet volgens plan is verlopen. Hierna volgt er om 13:14:43 uur een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] waaruit is af te leiden dat er gedacht wordt aan een nieuwe brandstichting met een ontploffing. De verdachte zegt namelijk tegen [medeverdachte 2] ‘But tonight is explosion ha. First this one with the paper, this stone, and this BOEM, you know!’. Om 16:03:03 uur volgt er een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . De verdachte zegt daarbij ‘er was helemaal niets te zien hé, bij dat huis’ en ‘we bonken vanavond dat raam eruit, gewoon daar binnen’. [medeverdachte 1] onderbreekt op dat moment de verdachte met de woorden ‘er zaten mensen binnen hé’, waarop de verdachte reageert ‘en dan een bommetje erbij’. Gelet op de opmerking van [medeverdachte 1] dat er mensen binnen zaten, is het hof van oordeel dat voorafgaande aan de tweede brandstichting voor de verdachte en [medeverdachte 1] duidelijk was dat het niet ging om een verlaten woning maar om een woning waarin mensen aanwezig waren. Uiteindelijk heeft er op 13 september 2018 niet nog een poging, plaatsgevonden.
Op 15 september 2018, een dag voor de tweede aanslag op de [a-straat] te [plaats] , om 16:36:12 uur vindt er een gesprek plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , hierbij gaat het onder andere over de mislukte brandstichting, maar gaat het ook over het gebruik van een Molotov cocktail en hoe deze gemaakt moeten worden. Anders dan door de verdediging betoogd, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van meepraten door de verdachte, maar worden er gerichte opdrachten en inlichtingen gegeven over het maken van de Molotov en hoe er brand moet worden gesticht. Zo zegt de verdachte ‘gewoon 2 moletofs er tegen aan (...) gewoon echt alles uit de kast halen, gewoon van die glazen flessen (...) flappen erin, en dan, als hij erin kan, jij aan de andere kant en dan gewoon een steen door de raam, steen door de raam en naar binnen’.
Kort voor de aanslag op de woning aan de [a-straat] zijn er nog een aantal gesprekken die gaan over de brandstichting. Op 16 september 2018 om 03:05:04 uur is er een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , op de achtergrond wordt Roemeens gesproken. In dit gesprek zegt de verdachte dat het ‘het beste gewoon effe met zijn tweeën’ moeten doen en legt hij aan [medeverdachte 1] uit hoe het werkt: ‘dat is toch heel simpel? Gewoon uuh dinge erin doen. Gewoon papier erin doen’. Tevens heeft de verdachte gezegd dat het ‘allemaal schoon moet zijn, anders zit DNA erop, snap je? En hij brandt niet goed af. Je moet gewoon een rol nieuw wc-papier meenemen. Als je daar bent, dop er af halen, doppen in je zak doen van die flessen. Papier erin stoppen en dan aansteken, kijk, je moet gewoon zo doen.’
Het verweer van de verdediging dat hier verschillende gesprekken door elkaar lopen en het hierbij gaat om drugs en het testen daarvan met wc-papier acht het hof niet aannemelijk geworden. Uit de OVC-gesprekken is weliswaar op te maken dat de verdachte zich ook bezig hield met drugs, hierover praat hij namelijk met de Roemenen in het Engels, maar de hiervoor aangehaalde passage kan volgens het hof niet anders geïnterpreteerd worden dan dat het ziet op het laten ontploffen van een Molotov cocktail.
Later om 03:10:05 uur vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of hij een filmpje moet maken waarop de verdachte reageert dat dit kan. Om 03:12:36 uur vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of hij ook een bommetje wil meenemen dan, waarop [medeverdachte 1] reageert ja doen we. De verdachte vraagt ditzelfde daarna ook in het Engels aan [medeverdachte 2] . Vervolgens legt de verdachte in het Engels uit hoe met de bom moet worden omgegaan. Zo zegt de verdachte dat de bom met ‘two hands’ moet worden vastgehouden en ‘stone and inside’. Vervolgens legt de verdachte in het Nederlands en in het Engels uit waar geparkeerd moet worden en waar er camera’s zijn. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte inlichtingen heeft gegeven over waar ze moesten zijn, hoe ze de brand moesten stichten en hoe de Molotov gehanteerd moest worden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vervolgens om 03:36:59 uur met de Vito vanaf [plaats] zijn vertrokken en circa anderhalf uur later een brandbom in de woonkamer van de door [slachtoffer] bewoonde woning in [plaats] hebben gegooid. De aard en de hoeveelheid van de brandversnellende middelen die bij deze brandstichting zijn gebruikt, waren zodanig dat de brand zeer snel om zich heen kon grijpen. Het opzet van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was dus overduidelijk gericht op het tot stand brengen van een brand in de woning waarbij het de bedoeling was om in de woning een explosie teweeg te brengen. Uit niets is aannemelijk geworden dat gecontroleerd is of [slachtoffer] op het moment van de brandstichting in de woning aanwezig was, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat bewoners de nacht doorgaans in hun eigen woning doorbrengen. [medeverdachte 1] had na de eerste poging op 13 september 2018 zelfs tegen de verdachte gezegd dat er mensen binnen waren. Het hof leidt hieruit af dat zo de verdachte en zijn medeverdachten de aanwezigheid van een of meer bewoners op de 16de al niet verwachtten, zij in ieder geval de aanmerkelijke kans daarop op de koop hebben toegenomen. Verder hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich niet bekommerd om de vraag of [slachtoffer] voldoende tijd zou hebben om zijn woning ongeschonden te verlaten. Het hof is gelet op het voorgaande met de rechtbank van oordeel dat er tenminste een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] de brandstichting niet zou overleven en dat de verdachte en zijn medeverdachten die aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bewust hebben aanvaard.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is het hof voorts van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten het plan hadden een brandbom in de woonkamer van [slachtoffer] te gooien. De verdachte en zijn medeverdachten hebben deze brandstichting samen gepland en voorbereid. Vanaf dat moment zijn er door de verdachte en zijn medeverdachten beslissingen genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van dat plan. Gedurende al die tijd hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich kunnen beraden op het genomen besluit en hebben zij de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun plan en zich daarvan rekenschap gegeven. Zelfs nadat de door de verdachte en [medeverdachte 1] geplande eerdere brandstichting aan de woning van [slachtoffer] op 13 september 2018 was mislukt en zij wisten dat er mensen aanwezig waren, hebben zij volhard in hun plan om in die woning brand te stichten, daarvoor nieuwe voorbereidingen getroffen en hebben zij, nu samen met [medeverdachte 2] , op 16 september 2018 een nieuwe – geslaagde – poging gepland en uitgevoerd.
Het hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte en de medeverdachten van kalm beraad en rustig overleg blijkt. Dat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin zij zouden hebben gehandeld is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten raad in de weg staan.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte door het geven van inlichtingen medeplichtig is aan het medeplegen van poging tot moord zoals dit onder feit 7 is bewezenverklaard.”