ECLI:NL:HR:2025:342
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2024. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 27 november 2024 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace was afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 3 januari 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin de indiener werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was voldaan. Dit bericht is ook per e-mail verzonden naar het opgegeven adres van de indiener. De Hoge Raad ging ervan uit dat de indiener dit bericht had ontvangen. Aangezien de indiener geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren, heeft de Hoge Raad op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.