ECLI:NL:HR:2025:309
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie van naheffingsaanslagen omzetbelasting en heffingsrente door [X] B.V. tegen Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 januari 2023. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland, waarin naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en beschikkingen inzake heffingsrente voor de jaren 2012 tot en met 2016 aan belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door W. Apoll, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.