ECLI:NL:HR:2025:308
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEN HAAG. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 juli 2024, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze zaak een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025, waarbij de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.