ECLI:NL:HR:2025:299

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
22/03258
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over valsheid in geschrift met betrekking tot goede-doelenstichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2022. De verdachte, geboren in 1958, was bestuursvoorzitter van goede-doelenstichtingen en werd beschuldigd van valsheid in geschrift, met name het meermalen valselijk opmaken van facturen en ANBI-aanvragen. De verdediging voerde verweer aan tegen de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en stelde dat er sprake was van misbruik van (fiscale) controlebevoegdheden. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vroeg om vermindering daarvan.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van zestien maanden naar vijftien maanden en drie weken, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03258
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2022, nummer 20-003248-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en C.A.M. Janssen, beiden advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijftien maanden en drie weken, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.