ECLI:NL:HR:2025:264

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
24/00509
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige concurrentie door voormalige werknemers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Agib B.V. en een aantal voormalige werknemers. Agib, gevestigd te Kerkdriel, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2023, waarin klachten over onrechtmatige concurrentie door de voormalige werknemers aan de orde waren. De advocaat van Agib, J.H.M. van Swaaij, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van Agib beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van Agib verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00509
Datum14 februari 2025
ARREST
In de zaak van
AGIB B.V.,
gevestigd te Kerkdriel,
EISERES tot cassatie,
hierna: Agib,
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerster 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [sr.],
wonende te [woonplaats],
3. [jr.],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: M.A.J.G. Janssen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/393973 / HA ZA 21-507 / 1599 / 1520 van de rechtbank Gelderland van 22 december 2021 en 11 mei 2022;
b. de arresten in de zaak 200.312.858 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2023 en 14 november 2023.
Agib heeft tegen het arrest van het hof van 14 november 2023 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat, en mede door S.W.G. Wolters.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Agib heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Agib in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Agib deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
14 februari 2025.