Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Agib B.V. en een aantal voormalige werknemers. Agib, gevestigd te Kerkdriel, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2023, waarin klachten over onrechtmatige concurrentie door de voormalige werknemers aan de orde waren. De advocaat van Agib, J.H.M. van Swaaij, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van Agib beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van Agib verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.