Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2023. De verdachte, geboren in 1957, was in hoger beroep veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, medeplegen van gewoontewitwassen en deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met drugshandel. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat F. Visser. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en elf maanden. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen.