Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 21 februari 2019 (V-001-01), op pagina 6 van de bijlage bij het vonnis:
“Ik heb geen administratie van de shares, inleg en uitbetalingen. Geen namen, geen bonnen.”(V-001-01, pagina 3)
“V: nogmaals, kunt u de herkomst van alle contant afgestorte gelden aantonen door middel van bescheiden/documenten?
”.
Aanvullende en vervangende bewijsoverwegingen
Vaststellingen’op pagina 4 van het vonnis is vermeld dat de verdachte in de periode 11 februari 2018 tot en met 1 december 2018 tevens als bestuurder betrokken was bij [bedrijf 1] BV; dit betrof evenwel de medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 16 februari 2018 tot en met 1 december 2018. Het hof past deze overweging aldus aan.
dit niet op zo’n wijze is geadministreerd dat ik dat kan aantonen. Alle gelden lopen door elkaar heen dus ik weet niet precies wat waarvan is.” De verdachte, boekhouder van [medeverdachte 1] en de bedrijvengroep, heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het boekhouden ‘alleen het geld storten’ inhield. Daarbij ging dit storten van geld volgens zijn verklaring ter zitting in eerste aanleg ‘willekeurig op rekeningen van de diverse vennootschappen en privérekeningen’. Enige verklaring voor deze werkwijze is niet gegeven. Dat [medeverdachte 1] altijd handelde in contanten, kan in ieder geval niet als verklaring gelden.
shares, zonder daarvan enige administratie bij te houden, terwijl – volgens [medeverdachte 1] – een aanzienlijk aantal deelnemers daaraan meededen en daarin grote bedragen rondgingen. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van de FIOD en uit onderzoek door de FIOD komt naar voren dat administratie met betrekking tot de
shares,wat betreft de inleg en de uitbetalingen maar ook wat betreft deelnemersnamen of bonnen, ontbreekt. Naast de door [medeverdachte 1] georganiseerde
sharesin Nederland stelt [medeverdachte 1] dat ook
sharesdoor [medeverdachte 2] werden georganiseerd, ook voor hem, [medeverdachte 1] , in Thailand. De door [medeverdachte 1] in Nederland geïnde bedragen voor [medeverdachte 2] en de door [medeverdachte 2] voor [medeverdachte 1] geïnde bedragen in Thailand, zouden volgens [medeverdachte 1] onderling worden verrekend. Ook daarvan bestaat geen enkele administratie en ook anderszins is niet gebleken dat (contante of girale) gelden uit Thailand naar Nederland zijn gekomen.
partner in shares[medeverdachte 2] , die hij al jarenlang stelt te kennen, ten overstaan van de rechtbank telkens met mannelijke termen zoals ‘hij’ en ‘hem’ aangeduid, terwijl uit nader toegezonden informatie in hoger beroep is gebleken dat [medeverdachte 2] een vrouw is. Eerder, ten overstaan van de rechter-commissaris, heeft [medeverdachte 1] op de vraag wie [medeverdachte 2] is, geantwoord: “
Ik weet wie het is.” en “
Thaise namen weet ik zo niet. We werken alleen met bijnamen.”
sharesen (het verrekenen van gelden in dat kader met) [medeverdachte 2] niet alleen als onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar, zoals de rechtbank dat deed, maar ook als op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Dat betekent dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet aan de daaraan gestelde vereisten voldoet om het alleszins gerechtvaardigde witwasvermoeden te ontzenuwen.
Mevrouw [naam 1] zelfstandig ondernemer is in de Thaise wereld. Ik heb niet gevraagd wat voor werk zij precies doet”(verhoor 28 februari 2019, V-001-02, pagina 11). Ter terechtzitting in hoger beroep verklaarde [medeverdachte 1] dat [naam 1] enige tijd bedrijfsleidster in [plaats] was en zelf ook massages gaf.
Opzet’in het vonnis de overweging
“In het licht van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante gelden die hij van [medeverdachte 1] kreeg en afstortte, van misdrijf afkomstig waren.”(pagina’s 10 onderaan en 11 bovenaan van het vonnis) door de volgende overweging:
Oplegging van straf
Beslag
Toepasselijke wettelijke voorschriften
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan [bedrijf 1] B.V. van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan [naam 8] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan [bedrijf 2] B.V. van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan [bedrijf 3] B.V. van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
teruggaveaan [bedrijf 4] B.V. van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: