ECLI:NL:HR:2025:240
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 oktober 2024. Het beroep in cassatie werd ingediend op 15 november 2024, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet binnen de wettelijk gestelde termijn van zes weken was gedaan, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn eindigde op 13 november 2024, waardoor het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard.
De griffier van het Gerechtshof had op 2 oktober 2024 een afschrift van de uitspraak in Mijn Rechtspraak geplaatst en had ook een afschrift per aangetekende post naar de partijen gestuurd. Ondanks dat belanghebbende op 18 en 29 november 2024 brieven indiende via het webportaal van de Hoge Raad, werd zijn argumentatie niet als voldoende beschouwd om de overschrijding van de beroepstermijn te rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeerde dat belanghebbende in verzuim was en dat er geen aanleiding was om het beroep ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen reden was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een beroep in cassatie.