ECLI:NL:HR:2025:240

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
24/04189
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 oktober 2024. Het beroep in cassatie werd ingediend op 15 november 2024, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet binnen de wettelijk gestelde termijn van zes weken was gedaan, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn eindigde op 13 november 2024, waardoor het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard.

De griffier van het Gerechtshof had op 2 oktober 2024 een afschrift van de uitspraak in Mijn Rechtspraak geplaatst en had ook een afschrift per aangetekende post naar de partijen gestuurd. Ondanks dat belanghebbende op 18 en 29 november 2024 brieven indiende via het webportaal van de Hoge Raad, werd zijn argumentatie niet als voldoende beschouwd om de overschrijding van de beroepstermijn te rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeerde dat belanghebbende in verzuim was en dat er geen aanleiding was om het beroep ontvankelijk te verklaren.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen reden was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een beroep in cassatie.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04189
Datum14 februari 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 oktober 2024, nr. 23/367.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak op 2 oktober 2024 in Mijn Rechtspraak is geplaatst en dat aan partijen die niet digitaal procederen op 2 oktober 2024 een afschrift per aangetekende post is verzonden.
Het beroepschrift in cassatie is op 15 november 2024 via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 13 november 2024.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 18 november 2024 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brieven van 18 en 29 november 2024 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.