ECLI:NL:HR:2025:236
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2024, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De zaak betrof een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2015.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 14 februari 2025, waarbij de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.