Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
16 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2023. De verdachte, geboren in 1961, was betrokken bij internationale dating- en investeringsfraude, waarbij hij werd beschuldigd van medeplegen van oplichting (artikel 326.1 Sr) en gewoontewitwassen (artikel 420ter jo. 420bis.1.b Sr). De advocaat van de verdachte, R.J.A. van den Munckhof, heeft een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd en de duur van de gijzeling verminderd, waarbij is vastgesteld dat de gijzeling voor de duur van ten hoogste één jaar moet worden toegepast, wat in deze zaak betekent dat onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan. Tevens is de opgelegde gevangenisstraf verminderd van zes maanden naar vijf maanden en twee weken, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.