Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
16 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verkrachting van een 17-jarig meisje door een 18-jarige verdachte, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol en drugs in de woning van het slachtoffer is geweest. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of het hof had moeten beslissen op de opmerking van de raadsman van de verdachte over de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De raadsman had aangevoerd dat er sprake was van een forse overschrijding van deze termijn, aangezien het hoger beroep op 7 mei 2020 was ingesteld en het hof pas op 31 mei 2024 uitspraak deed. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een gemotiveerde beslissing had moeten nemen over deze overschrijding, wat in de uitspraak ontbrak. De Hoge Raad heeft vervolgens zelf de zaak afgedaan en vastgesteld dat de redelijke termijn was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met 1 maand. De uiteindelijke straf werd vastgesteld op 19 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.