Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een onbekende vrouw. De verdachte had de vrouw zonder enige aanleiding geduwd en meerdere keren tegen haar lichaam geschopt, wat leidde tot een vrijspraak in eerste aanleg. Het hof moest oordelen over de bewijsvoering, waarbij het gebruik maakte van een schriftelijke verklaring van een getuige, bevindingen van een verbalisant over camerabeelden, en de verklaring van de verdachte zelf. Het hof oordeelde dat de schoppen als rake schoppen moesten worden aangemerkt, en dat de aard van de handelingen van de verdachte impliceerde dat de vrouw pijn moest zijn toegebracht. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat de bewijsvoering niet onbegrijpelijk was. Het cassatiemiddel van de verdachte, dat zich richtte tegen de bewezenverklaring, leidde niet tot cassatie. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.