Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 10 juli 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een overval in 2016 op een waardetransport van luxegoederen in Amsterdam. Tijdens deze overval stapten de verdachte en een medeverdachte in een bestelbus, die door de bijrijder werd bestuurd. Ze dirigeerden de bijrijder naar een afgelegen plek, waar de luxegoederen werden buitgemaakt. De bijrijder werd bedreigd, van zijn vrijheid beroofd en moest onder bedreiging zijn mobiele telefoon afgeven. De bestelbus werd vervolgens door de overvallers leeggehaald en in brand gestoken, terwijl de medeverdachte en de bijrijder nog in de bus zaten. De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof terecht had geoordeeld dat er levensgevaar voor de bijrijder te duchten was, en dat dit voor de verdachte en medeverdachten voorzienbaar was. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 70 maanden naar 67 maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar verwierp het beroep voor het overige.