ECLI:NL:HR:2025:1647

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
23/02431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en motivering door het hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juni 2023. De verdachte, geboren in 1992, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het hof om een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De advocaat J.T.H.M. Mühren heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van twee weken. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging niet had gemotiveerd, wat in strijd is met de vereisten van artikel 6:6:5.1 jo. 6:6:21.1 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor volgde een (partiële) vernietiging van de beslissing van het hof en werd de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Daarnaast constateerde de Hoge Raad dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02431
Datum11 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 juni 2023, nummer 21-000629-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J.T.H.M. Mühren bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet is gemotiveerd.
2.2
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.10 tot en met 3.13.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van twee weken volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2020 (parketnummer 16-125977-20) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.