ECLI:NL:HR:2025:1643

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
24/02796
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op woning onder rechtspersoon in verband met strafrechtelijk financieel onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 november 2023. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een rechtspersoon, hierna aangeduid als de klaagster, in het kader van een beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op haar woning. Dit beslag was ingesteld in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen een natuurlijke persoon, aangeduid als A, in verband met een aan hem op te leggen ontnemingsmaatregel. De klaagster betwistte de vereenzelviging met een natuurlijke persoon B, die bestuurder en enig aandeelhouder van de klaagster is, en stelde dat het geldbedrag waarmee B aandelen in de klaagster heeft gekocht niet afkomstig was van A. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02796 B
Datum11 november 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 november 2023, nummer RK 23/003113, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
gevestigd in [plaats],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft de advocaat A.A. Franken bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.