ECLI:NL:HR:2025:1612

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
24/04695
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belasting van personenauto’s en motorrijwielen door belanghebbende

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2024. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof, dat op zijn beurt het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland heeft behandeld. De Rechtbank Gelderland had zich uitgesproken over de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04695
Datum24 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 19 november 2024, nrs. BK-ARN 23/1687 tot en met 23/1763 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 21/587, AWB 21/591 tot en met 21/593, AWB 21/595, AWB 21/597 tot en met 21/599, AWB 21/601 tot en met 21/605, AWB 21/608 tot en met 21/610, AWB 21/612 tot en met 21/615, AWB 21/617 tot en met 21/619, AWB 21/621 tot en met 21/624, AWB 21/626, AWB 21/627, AWB 21/629 tot en met 21/632, AWB 21/639, AWB 21/746, AWB 21/748 tot en met 21/750, AWB 21/754 tot en met 21/756, AWB 21/760, AWB 21/867, AWB 21/1041, AWB 21/1493, AWB 21/1494, AWB 21/1503, AWB 21/1505, AWB 21/1506, AWB 21/1509, AWB 21/1510, AWB 21/1512, AWB 21/1513, AWB 21/1515, AWB 21/1824 tot en met 21/1829, AWB 21/1986, AWB 21/1987, AWB 21/2081, AWB 21/2248, AWB 21/2757, AWB 21/3056 tot en met 21/3063, AWB 21/3070 tot en met 21/3072, en AWB 21/3085) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Lammers, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.